ECLI:NL:HR:2004:AO1740
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een verdachte aan Hongarije in verband met oplichting in georganiseerd verband
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een verdachte aan de Republiek Hongarije op verzoek van het Ministerie van Justitie. De verdachte wordt beschuldigd van oplichting in georganiseerd verband, wat in Hongarije als een strafverzwarende omstandigheid wordt aangemerkt. De Hoge Raad heeft op 3 februari 2004 uitspraak gedaan in cassatie tegen een eerdere beslissing van de Rechtbank te Utrecht, die de uitlevering toelaatbaar had verklaard. De Rechtbank oordeelde dat de feiten waarvoor uitlevering werd gevraagd zowel in Hongarije als in Nederland strafbaar zijn, en dat de omschrijving van de feiten in het arrestatiebevel voldoende was om aan de vereisten van dubbele strafbaarheid te voldoen.
De Hoge Raad bevestigde dat de Hongaarse wetgeving, die oplichting in crimineel verband strafbaar stelt, in essentie hetzelfde rechtsgoed beschermt als de Nederlandse wetgeving. De verdediging had betoogd dat de Hongaarse autoriteiten enkel de vervolging beogen voor oplichting met de strafverzwarende omstandigheid van crimineel verband, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit niet noodzakelijkerwijs een belemmering vormt voor de uitlevering. De Hoge Raad concludeerde dat de Rechtbank terecht artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht had vermeld in haar beoordeling van de zaak.
Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep in cassatie, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie kon leiden. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en de uitlevering van de verdachte aan Hongarije werd toegestaan.