ECLI:NL:HR:2004:AN8554
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid in hoger beroep en kennisgeving van de terechtzitting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 januari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1974 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in hoger beroep gegaan tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij hij was veroordeeld tot tien weken gevangenisstraf voor mishandeling en opzettelijk niet voldoen aan een bevel van een ambtenaar. De raadsman van de verdachte, mr. M.R. Mantz, had op 25 april 2002 hoger beroep ingesteld, terwijl de verdachte binnen veertien dagen na het vonnis van 22 maart 2002 in hoger beroep had moeten komen. Het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, wat de verdachte betwistte in cassatie.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de verdachte bekend was met de dag van de terechtzitting in eerste aanleg. De enkele omstandigheid dat de raadsman op de hoogte was van de datum van de zitting, was niet voldoende om te concluderen dat de verdachte ook daadwerkelijk op de hoogte was. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep. Dit arrest benadrukt het belang van de kennisgeving aan de verdachte over de datum van de terechtzitting, zoals vereist onder artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering.