ECLI:NL:HR:2004:AI0733
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- G.J. Zuurmond
- L. Monné
- J.C. van Oven
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Weigering energiepremie en de beoordeling van tijdigheid van aanvragen
In deze zaak gaat het om de weigering van een energiepremie door het energiebedrijf aan de belanghebbende, die in 1999 en 2000 verschillende isolatiewerkzaamheden aan zijn woning heeft laten uitvoeren. De Inspecteur heeft op 4 april 2001 beslist dat de aanvraag voor de energiepremie terecht was geweigerd. Na bezwaar heeft de Inspecteur deze beslissing gehandhaafd, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, wat leidde tot een cassatieprocedure door de Staatssecretaris van Financiën.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 13 augustus 2004 de zaak beoordeeld. De kern van het geschil was of de aanvraag voor de energiepremie tijdig was ingediend. De belanghebbende had de werkzaamheden door verschillende ondernemers laten uitvoeren, en de Hoge Raad moest vaststellen of de termijn voor het indienen van de aanvraag begon te lopen op het moment van betaling of op het moment van installatie van de voorzieningen. De Hoge Raad oordeelde dat de termijn voor het indienen van de aanvraag pas begint te lopen op het moment dat de voorzieningen zijn aangebracht en in gebruik zijn genomen, en dat indien de betaling later plaatsvindt, dit latere tijdstip de termijn doet aanvangen.
Daarnaast werd het incidentele beroep van de belanghebbende afgewezen, waarin hij om een vergoeding vroeg wegens gederfde rente over de niet uitgekeerde energiepremie. De Hoge Raad oordeelde dat de wet en de daarop gebaseerde regelgeving geen rentevergoeding voor energiepremies voorzien. De Hoge Raad verklaarde zowel het principale als het incidentele beroep ongegrond, en er werden geen proceskosten toegewezen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos en vier andere raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 13 augustus 2004.