ECLI:NL:HR:2003:AO0654

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38961
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Put-Lauwers
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens C.B. Bavinck
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag loonbelasting

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van V.o.f. X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 15 november 2002, met nummer BK 186/01. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de loonbelasting en premie volksverzekeringen voor de periode van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1997. De Hoge Raad heeft op 19 december 2003 uitspraak gedaan in deze cassatieprocedure.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet voldoet aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De Griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen binnen een termijn van zes weken, die eindigde op 9 april 2003. Het herstel heeft echter niet tijdig plaatsgevonden. Een faxbericht dat op 10 april 2003 is ontvangen, was te laat, en ook een brief die op 11 april 2003 is ontvangen, is niet tijdig ter post bezorgd.

Aangezien er geen grond aanwezig is voor ambtshalve vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof, heeft de Hoge Raad, in overeenstemming met artikel 6:6 Awb, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president en drie raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2003.

Uitspraak

Nr. 38.961
19 december 2003
fp
gewezen op het beroep in cassatie van V.o.f. X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 15 november 2002, nr. BK 186/01, betreffende de aan haar voor het tijdvak 1 januari 1994 tot en met 31 december 1997 opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zulks vereist, niet de gronden van het beroep.
Bij aangetekende brief van 26 februari 2003, waarvan een ontvangstbevestiging is binnengekomen, heeft de Griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken na de dagtekening van deze brief te herstellen. Die termijn eindigde op 9 april 2003.
Nu herstel van het verzuim niet tijdig heeft plaatsgevonden - het op 10 april 2003 ontvangen faxbericht is te laat ingekomen, terwijl met betrekking tot de op 11 april 2003, dus eveneens buiten de termijn ingekomen brief niet aannemelijk is dat deze binnen de termijn ter post is bezorgd - en de Hoge Raad niet ambtshalve een grond aanwezig oordeelt voor vernietiging van 's Hofs uitspraak, zal de Hoge Raad, gezien het bepaalde in artikel 6:6 Awb, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Put-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, P. Lourens C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2003.