ECLI:NL:HR:2003:AF3077

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/221HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over nietigheid van overeenkomst tussen gemeente en verweerder

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Gemeente Bleiswijk en een verweerder. De verweerder had de Gemeente gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam met het verzoek om een overeenkomst van 7 juli 1993 nietig te verklaren. De Rechtbank heeft de vordering van de verweerder op 8 januari 1998 afgewezen. Hierop heeft de verweerder hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 26 april 2001 het vonnis van de Rechtbank heeft vernietigd en de overeenkomst nietig heeft verklaard. De Gemeente heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het Hof.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier, die strekte tot verwerping van het beroep, gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd gemotiveerd door te stellen dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door vice-president P. Neleman als voorzitter, samen met de raadsheren A.G. Pos en P.C. Kop, en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

4 april 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/221HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE GEMEENTE BLEISWIJK, gevestigd te Bleiswijk,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders,
t e g e n
[verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploit van 28 januari 1994 eiseres tot cassatie - verder te noemen: de Gemeente - gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, nietig te verklaren althans te vernietigen de in de dagvaarding omschreven overeenkomst van 7 juli 1993, althans de artikelen 1, 3, 4 en 5 van deze overeenkomst.
De Gemeente heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 8 januari 1998 de vordering van [verweerder] afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 26 april 2001 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de overeenkomst tussen de Gemeente en [verweerder] van 7 juli 1993 nietig verklaard.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft de Gemeente beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Gemeente mede door mr. D. Stoutjesdijk, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 4 april 2003.