ECLI:NL:HR:2003:AE8795
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en ondernemingsvermogen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 3 augustus 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 120.727. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelt dat het middel slaagt. De Hoge Raad stelt vast dat het aan belanghebbende verkochte en geleverde winkelpand met bovenwoning als ondernemingsvermogen kan worden aangemerkt. Dit betekent dat de ondernemer het pand, ook als hij in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd, tot zijn ondernemingsvermogen mag rekenen. De Hoge Raad benadrukt dat de echtgenote van de ondernemer, als medevennote in de vennootschap onder firma, alleen zeggenschap heeft over het gebruik van het pand, maar niet over het pand zelf. Dit is onvoldoende om het pand tot haar ondernemingsvermogen te rekenen.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Hoge Raad gelast dat de Staat het griffierecht van ƒ 160 (€ 72,60) aan belanghebbende vergoedt. De zaak wordt terugverwezen om de geschilpunten over de restwaarde van het pand en de omvang van de afschrijving te onderzoeken, aangezien het Hof deze punten niet heeft behandeld.