ECLI:NL:HR:2003:AE8779
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake deelname aan criminele organisatie en wapenbezit
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in Turkije in 1968 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring te Zutphen, was eerder veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en wapenbezit. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.J. Baumgardt, had middelen van cassatie ingediend, waarbij onder andere werd betoogd dat het Hof de verkeerde maatstaf had gehanteerd bij de afwijzing van het verzoek tot het horen van getuigen. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou moeten vernietigen en de zaak zou moeten verwijzen naar een aangrenzend Hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof inderdaad de verkeerde maatstaf had gehanteerd door het noodzaakcriterium toe te passen bij de beoordeling van het verzoek tot het horen van getuigen. Dit leidde tot de conclusie dat de bestreden uitspraak, voor zover deze betrekking had op de beslissingen over de tenlastegelegde feiten en de strafoplegging, vernietigd moest worden. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling op het bestaande hoger beroep. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere aspecten van de veroordeling in stand bleven. Dit arrest benadrukt het belang van een juiste toepassing van de wetgeving omtrent het oproepen van getuigen in strafzaken.