ECLI:NL:HR:2002:AE5660
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake valsheid in geschrift en provisiebetalingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, een lid van de hoofddirectie van een effectenbedrijf, was vervolgd en veroordeeld voor het feitelijk leidinggeven aan het valselijk opmaken van geschriften die betrekking hadden op niet toegestane provisiebetalingen aan een effectenhuis. De zaak had zijn oorsprong in de privatisering van een staatsbedrijf, waarbij de verdachte betrokken was bij de herplaatsing van aandelen. Het Hof had de verdachte vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar hem wel veroordeeld voor valsheid in geschrift, wat leidde tot een geldboete en subsidiaire hechtenis.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de valsheid in geschrift niet voldoende was gemotiveerd, met name omdat de datering van een belangrijk document in de bewijsvoering niet overeenkwam met de tijdstippen waarop de verdachte zou hebben gehandeld. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak om de datering van documenten in acht te nemen bij het vaststellen van de feiten in strafzaken.