ECLI:NL:HR:2002:AE4132
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aftrekbaarheid van rente in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure betreffende de aftrekbaarheid van rente in de inkomstenbelasting voor het jaar 1997. De belanghebbende, enig aandeelhouder van B B.V., had een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van f 38.587. Na bezwaar tegen deze aanslag, werd deze door de Inspecteur gehandhaafd, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop de belanghebbende cassatie instelde.
In cassatie werd vastgesteld dat de belanghebbende op 1 januari 1998 rente verschuldigd was aan de B.V. ter hoogte van f 151.400. Deze rente was per 31 december 1997 toegevoegd aan de bestaande schuld, met uitzondering van een bedrag van f 34.192 dat in rekening-courant was gedebiteerd. De Inspecteur had een bedrag van f 129.771 van de rente niet in aftrek toegelaten in het jaar 1997. De Hoge Raad oordeelde dat de rente niet in 1997 was betaald of ter beschikking gesteld, en dat de bijboeking van de rente niet leidde tot een verrekening van de verplichting tot betaling.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de rente niet verrekend was, en dat de bijschrijving op de rekening-courant niet betekende dat de rente reeds op dat moment rentedragend was. De Hoge Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 14 juni 2002 door de vice-president en vier raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.