ECLI:NL:HR:2002:AE2248
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en getuigenbewijs
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 1994. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van f 66.184, met een verhoging van 100 procent van de nagevorderde belasting. Bij het vaststellen van de navorderingsaanslag is 75 procent van deze verhoging kwijtgescholden. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verminderde tot een belastbaar inkomen van f 57.184 zonder verhoging. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam behandeld. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad.
De Hoge Raad beoordeelt ook het middel dat zich richt tegen de afwijzing door het Hof van het aanbod van de Inspecteur om twee getuigen te horen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof dit aanbod niet had mogen verwerpen op de gronden die het heeft aangevoerd. De rechter dient eerst de waarde van de getuigenverklaringen te beoordelen voordat hij beslist over het al dan niet horen van getuigen.
Wat betreft de proceskosten in cassatie, oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Het verwijzingshof zal beoordelen of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.