ECLI:NL:HR:2002:AD9891

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34998
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J. Zuurmond
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • D.G. van Vliet
  • P.J. van Amersfoort
  • P. Lourens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake aanslag inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van A tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 november 1998, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992. De belastingplichtige, A, had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van f 307.283. Tegen deze aanslag maakte A bezwaar, maar de Inspecteur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. Hierop ging A in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

A heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën diende een vertoogschrift in, en A liet zich in de cassatiezaak bijstaan door mr. J.J.M. Hertoghs, advocaat te Breda. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel concludeerde op 19 december 2000 tot verwerping van het beroep. A heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd.

De Hoge Raad beoordeelt de middelen en komt tot de conclusie dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht ook geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van A.

Uitspraak

Nr. 34.998
8 maart 2002
NA
gewezen op het beroep in cassatie van A te Q tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 november 1998, nr. 97/21196, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 307.283. In het tegen deze aanslag gemaakte bezwaar is belanghebbende bij uitspraak van de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. J.J.M. Hertoghs, advocaat te Breda.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 19 december 2000 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 8 maart 2002 vastgesteld door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P.J. van Amersfoort en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.