ECLI:NL:HR:2002:AD8939
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet na aanhouding op Schiphol
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in Libanon in 1975, was ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Almere Binnen'. Het beroep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Arkesteijn. De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak draait om de aanhouding van de verdachte op 17 juni 2000 op de luchthaven Schiphol, waar verbalisanten een koffer met vermoedelijk cocaïne hebben aangetroffen. De koffer was afkomstig van een vlucht uit Caracas, Venezuela, en was bestemd voor Amman. De verbalisanten hebben de koffer onderzocht en ontdekten een tweede binnenschaal waarin een witte stof zat die positief testte op cocaïne. De verdachte werd aangehouden nadat hij zich meldde bij de gate voor zijn vlucht.
Het Hof heeft het verweer van de verdachte verworpen, dat zijn aanhouding onrechtmatig was omdat er geen sprake zou zijn van ontdekking op heterdaad. Het Hof oordeelde dat de aanhouding rechtmatig was, omdat de verdachte werd aangehouden terwijl de strafbare feiten nog plaatsvonden. De Hoge Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en handhaaft de veroordeling van het Hof.