ECLI:NL:HR:2002:AD8722
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een persoon aan de Verenigde Staten van Amerika ter zake van drugshandel
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika voor strafvervolging wegens drugshandel. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, die op 18 september 2001 de uitlevering toelaatbaar had verklaard. De opgeëiste persoon, geboren in 1974, werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek met betrekking tot de import van MDMA (ecstasy) in de Verenigde Staten tussen mei 1998 en mei 2000. De advocaat van de opgeëiste persoon, mr. G. Spong, heeft middelen van cassatie ingediend, waarbij hij aanvoert dat de stukken ongenoegzaam zijn en dat de uitlevering ontoelaatbaar moet worden verklaard.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De rechtbank heeft in haar uitspraak vastgesteld dat de uitlevering toelaatbaar is, ondanks het verweer van de verdediging dat de verzoekende staat niet de nodige documenten heeft overgelegd die de rechtsmacht onderbouwen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de stukken voldoende zijn en dat de rechtsmacht niet in twijfel kan worden getrokken, aangezien het feit waarvoor uitlevering is verzocht mede op het grondgebied van de Verenigde Staten is gepleegd.
De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van de rechtbank, waarbij de uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika is toegestaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, en is uitgesproken op 26 februari 2002.