ECLI:NL:HR:2001:ZC8112
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de waardering van pensioenverplichtingen in eigen beheer door een houdstermaatschappij
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een aanslag vennootschapsbelasting die aan belanghebbende, een houdstermaatschappij, was opgelegd voor het jaar 1995. De aanslag was vastgesteld op een belastbaar bedrag van ƒ 9764, maar na bezwaar van belanghebbende had het Hof deze aanslag verminderd tot ƒ 4012. De Staatssecretaris was het niet eens met deze uitspraak en heeft cassatie ingesteld.
Belanghebbende, opgericht op 10 april 1992, had één aandeelhouder en bestuurder, B, die samen met zijn echtgenote pensioenrechten had opgebouwd. De pensioenverplichtingen werden door belanghebbende in eigen beheer gehouden. De waardering van deze pensioenverplichtingen vond plaats volgens een door belanghebbende aangeduide premie-/koopsommethode, waarbij de verplichtingen actuarieel werden berekend met een rekenrente van 4% en gebruikelijke sterftetabellen.
Het Hof had geoordeeld dat de door belanghebbende gehanteerde methode in overeenstemming was met de regels van goed koopmansgebruik. De Hoge Raad heeft dit oordeel bevestigd en geoordeeld dat het niet in strijd is met goed koopmansgebruik om pensioenverplichtingen te waarderen volgens het door belanghebbende gevolgde stelsel. De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelde hem in de proceskosten, vastgesteld op ƒ 1420 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de Staatssecretaris werd tevens een griffierecht van ƒ 630 opgelegd.