ECLI:NL:HR:2001:ZC3630
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- W.H. Heemskerk
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking van het Gerechtshof inzake erkenning van vaderschap en afstamming naar Ghanees recht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2001 uitspraak gedaan over de erkenning van het vaderschap van een vader ten aanzien van zijn zoon, geboren in Ghana. De vader had in 1999 een verzoek ingediend bij de Rechtbank te Zwolle om de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten een akte van erkenning op te maken. De Rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarna de vader en de zoon in hoger beroep gingen bij het Gerechtshof te Arnhem. Het Hof bevestigde de beslissing van de Rechtbank, waarbij het stelde dat de vader en de zoon reeds een familierechtelijke band hadden die niet door een akte van erkenning kon worden versterkt, omdat de zoon al als wettig kind van de vader geregistreerd stond.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de vermelding van de vader in de Ghanese geboorteakte niet volstond om de familierechtelijke band te bevestigen. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de motivering van de rechterlijke beslissingen, vooral als het gaat om de erkenning van familierechtelijke betrekkingen die internationaal rechtelijk zijn vastgesteld.
De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de erkenning van buitenlandse familierechtelijke betrekkingen in Nederland betreft en de voorwaarden waaronder deze erkenning kan plaatsvinden. De Hoge Raad bevestigde dat een naar buitenlands recht gevestigde familierechtelijke band ook in Nederland kan worden erkend, mits dit voldoende gemotiveerd is.