ECLI:NL:PHR:2013:BY8282

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/02336
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het Nederlanderschap en familierechtelijke betrekkingen naar Ghanees recht

In deze zaak gaat het om de vaststelling van het Nederlanderschap van verzoeker, geboren in Ghana, en de juridische erkenning van zijn vaderschap. Verzoeker is op [geboortedatum] 1985 geboren te Kenyasi, Ghana, als zoon van [betrokkene 1]. Op 6 mei 2002 heeft [betrokkene 3], een man van Nederlandse nationaliteit, een notariële akte van erkenning opgemaakt, waarbij hij [verzoeker] heeft erkend. De Staat der Nederlanden heeft echter betwist dat deze erkenning rechtsgeldig was, omdat [verzoeker] ten tijde van de erkenning al een juridische vader had volgens Ghanees recht, namelijk [betrokkene 2]. De rechtbank heeft in haar beschikking van 9 februari 2012 geoordeeld dat [verzoeker] naar Ghanees recht al een juridische vader had op de datum van erkenning, waardoor de erkenning door [betrokkene 3] niet rechtsgeldig kon zijn.

De rechtbank heeft overwogen dat volgens Ghanees recht bij de geboorte van een kind een familierechtelijke betrekking ontstaat tussen een vader en zijn biologische kind, ongeacht of het kind binnen of buiten het huwelijk is geboren. De rechtbank heeft vastgesteld dat [betrokkene 2] als vader op de geboorteakte van [verzoeker] staat vermeld, maar dat deze vermelding op zichzelf niet voldoende is om zijn juridische vaderschap te bevestigen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verklaring van [verzoeker] dat hij [betrokkene 2] niet kent en dat hij in Ghana door zijn oom is verzorgd. De rechtbank concludeert dat [betrokkene 2] de biologische vader is van [verzoeker], wat betekent dat de erkenning door [betrokkene 3] niet rechtsgeldig was.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank de juiste overwegingen heeft gemaakt en dat het cassatiemiddel van [verzoeker] niet kan slagen. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

Conclusie

Zaak 12/02336
Mr. P. Vlas
Zitting, 4 januari 2013
Conclusie inzake:
[Verzoeker]
tegen
de Staat der Nederlanden, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst
(hierna: de Staat)
In het kader van een geding inzake de vaststelling van het Nederlanderschap krachtens art. 17 Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) komt de vraag aan de orde naar het bestaan van familierechtelijke betrekkingen naar Ghanees recht.
1. Feiten en procesverloop
1.1 De relevante feiten zijn in cassatie als volgt.(1) [verzoeker] is op [geboortedatum] 1985 te Kenyasi (Ghana) geboren als zoon van [betrokkene 1].
1.2 Op 6 mei 2002 is in Nederland een notariële akte van erkenning opgemaakt waaruit blijkt dat [betrokkene 3], van Nederlandse nationaliteit, heeft verklaard [verzoeker] te erkennen zodat tussen hem en [verzoeker] familierechtelijke betrekkingen ontstaan. [Betrokkene 1] heeft toestemming tot de erkenning verleend. [Verzoeker] heeft schriftelijk verklaard toestemming te geven voor de erkenning. Bij de erkenning had de notaris de beschikking over een afschrift van een geboorteakte nr. 216, op 18 september 1987 geregistreerd te Goaso (Ghana) en afgegeven op 27 november 2001. In die akte is geen naam van een vader van [verzoeker] vermeld.
1.3 Op 29 december 2008 is de hiervoor genoemde akte van erkenning gecertificeerd, waarbij de notaris uitdrukkelijk heeft verklaard dat Kenyasi de juiste plaatsnaam van het geboorteregister van [verzoeker] is.
1.4 Bij besluit van 12 oktober 2008 heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand te Amsterdam het verzoek van [betrokkene 3] tot inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie van de geboorteakte en van de akte van erkenning van [verzoeker] afgewezen.
1.5 Op 6 november 2009 zijn [verzoeker] en [betrokkene 3] in het kader van een onderzoek naar een eventuele schijnerkenning gehoord door twee medewerkers van de gemeente Amsterdam, Dienst Persoons- en Geo-informatie. Bij brief van 18 januari 2010 is namens deze dienst aan de advocaat van [verzoeker] bericht dat na overleg met de officier van justitie is besloten om geen verzoek tot vernietiging van de erkenningsakte bij de rechtbank in te dienen.
1.6 In de onderhavige procedure heeft [verzoeker] de rechtbank 's-Gravenhage op de voet van art. 17 RWN verzocht vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit, stellende dat hij op 6 mei 2002 rechtsgeldig is erkend door [betrokkene 3] waardoor hij in het bezit is gekomen van de Nederlandse nationaliteit. Volgens de Staat is een Nederlandse erkenning niet mogelijk, omdat [verzoeker] ten tijde van de erkenning reeds een andere vader had. Voorts bestaat er volgens de Staat gerede twijfel over de identiteit en afstamming van [verzoeker] en blijkt uit de akte van erkenning niet welke Ghanese geboorteakte van [verzoeker] ten grondslag heeft gelegen aan de erkenning.
1.7 Bij beschikking van 9 februari 2012(2) heeft de rechtbank het verzoek van [verzoeker] afgewezen, omdat hij naar Ghanees recht al een juridische vader had op de datum van erkenning (6 mei 2002) zodat [betrokkene 3] in Nederland niet rechtsgeldig kon overgaan tot erkenning van [verzoeker]. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat in het bijzonder in geschil is of ten tijde van de erkenning door [betrokkene 3], [betrokkene 2] de juridische vader van [verzoeker] was. Nagegaan moet worden of [betrokkene 2] een handeling heeft verricht die is aan te merken als de erkenning van [verzoeker], omdat niet is gebleken dat [betrokkene 1] ten tijde van de geboorte van [verzoeker] gehuwd was met [betrokkene 2]. Op grond van art. 10:95 BW wordt de vraag of tussen [verzoeker] en [betrokkene 2] door erkenning familierechtelijke betrekkingen zijn ontstaan bepaald door het recht van Ghana, zijnde de staat waarvan [betrokkene 2] de nationaliteit heeft. Daarmee staat ter beoordeling of naar Ghanees recht tussen [verzoeker] en [betrokkene 2] een familierechtelijke betrekking bestaat die op één lijn kan worden gesteld met de familierechtelijke betrekking die naar Nederlands recht ontstaat als gevolg van erkenning door een man van een kind (rov. 4.2). De rechtbank gaat ervan uit dat de eerste geboorteregistratie op 19 december 1985 rechtsgeldig is en dat volgens de geregistreerde geboorteakte [verzoeker] op [geboortedatum] 1985 te Kenyasi is geboren als zoon van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] (rov. 4.3). Vervolgens heeft de rechtbank in rov. 4.4 en 4.5 het volgende overwogen:
'4.4. Uitgangspunt is, gelet ook op de uitspraak van de familiekamer van deze rechtbank van 10 maart 2008 (LJN: BC6198), dat tussen een vader en zijn (biologische) kind naar Ghanees recht bij de geboorte van het kind een familierechtelijke betrekking ontstaat, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen die zijn geboren binnen of buiten het huwelijk. [Betrokkene 2] staat op de hiervoor vermelde geboorteakte (nummer 83) als vader vermeld. In Ghana registreert de ambtenaar van de burgerlijke stand evenwel slechts wat hem door de aangever wordt medegedeeld. De in de geboorteakte op te nemen gegevens worden door hem niet op juistheid gecontroleerd. De omstandigheid dat een man in de geboorteakte als vader van het kind staat vermeld, kan naar Ghanees recht niet gelden als (volledig) bewijs voor de (on)wettigheid van het kind en wordt niet op zichzelf aangemerkt als een vorm van (juridische) erkenning van het vaderschap van het kind. De enkele omstandigheid dat [betrokkene 2] in de geboorteakte als vader van [verzoeker] is vermeld, is derhalve niet voldoende om aan te nemen dat hij naar Ghanees recht als de juridische vader van [verzoeker] kan worden aangemerkt. De rechtbank acht van doorslaggevend belang dat [betrokkene 2] door [verzoeker] zelf als zijn biologische vader wordt beschouwd. [Verzoeker] heeft immers tijdens de hoorzitting van 6 november 2009 in antwoord op de vraag of hij [betrokkene 2] kent en weet wie die persoon is, verklaard dat hij "zijn vader" niet kent en dat hij in Ghana is verzorgd door zijn oom. In de onderhavige procedure is de afstamming ter zitting bevestigd met de mededeling van mr. Jangali [de raadsman van [verzoeker], A-G] dat [verzoeker] door zijn moeder is vernoemd naar zijn biologische vader. [Betrokkene 1] is zelf in de geboorteakte als informant genoemd. De rechtbank neemt daarom aan dat [betrokkene 2] de biologische vader is van [verzoeker]. [Verzoeker] draagt zijn geslachtsnaam dus niet ten onrechte, ongeacht of in Ghana een naamgevingsceremonie heeft plaatsgevonden. De enkele omstandigheid dat [betrokkene 2] niet heeft bijgedragen in de verzorging en het onderhoud van [verzoeker], is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat in Ghana geen familierechtelijke betrekking is ontstaan.
4.5. De rechtbank is, gelet op de omstandigheid dat [betrokkene 2] de biologische vader van [verzoeker] is, van oordeel dat [verzoeker] naar Ghanees recht al vóór de datum van erkenning een juridische vader had. Dit heeft tot gevolg dat [betrokkene 3] in Nederland niet rechtsgeldig kon overgaan tot erkenning van [verzoeker]'.
1.8 [Verzoeker] heeft tijdig cassatieberoep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. De Staat heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1 Het cassatiemiddel bestaat uit twee onderdelen en keert zich met motiveringsklachten tegen rov. 4.4 en 4.5 van de bestreden beschikking. Tegen rov. 4.1 t/m 4.3 zijn geen klachten gericht, zodat in cassatie moet worden uitgegaan van de daarin genoemde uitgangspunten.
2.2 Het eerste onderdeel keert zich met een motiveringsklacht tegen het in rov. 4.4 door de rechtbank gehanteerde uitgangspunt dat '(...) tussen een vader en zijn (biologische) kind naar Ghanees recht bij de geboorte van het kind een familierechtelijke betrekking ontstaat, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen die zijn geboren binnen of buiten het huwelijk.' De klacht komt erop neer dat, zonder nadere motivering die ontbreekt, de gelijkschakeling door de rechtbank van het biologisch vaderschap en het juridisch vaderschap naar Ghanees recht onbegrijpelijk is.(3)
2.3 Het onderdeel is tevergeefs voorgesteld, omdat het eraan voorbijgaat dat het bestreden uitgangspunt niet dragend is voor het oordeel van de rechtbank in rov. 4.5 dat [verzoeker] naar Ghanees recht reeds vóór de erkenning in Nederland een juridische vader had. Dit volgt uit rov. 4.4, waarin de rechtbank overweegt dat (i) de ambtenaar van de burgerlijke stand in Ghana slechts registreert wat hem door de aanvrager wordt medegedeeld, (ii) de in de geboorteakte op te nemen gegevens door de ambtenaar niet op juistheid worden gecontroleerd, (iii) de omstandigheid dat een man in de geboorteakte als vader van het kind staat vermeld naar Ghanees recht niet kan gelden als (volledig) bewijs voor de (on)wettigheid van het kind en op zichzelf niet wordt aangemerkt als een vorm van (juridische) erkenning van het vaderschap van het kind, en (iv) de enkele omstandigheid dat [betrokkene 2] in de geboorteakte als vader van [verzoeker] is vermeld derhalve onvoldoende is om aan te nemen dat hij naar Ghanees recht als de juridische vader van [verzoeker] kan worden aangemerkt.(4) De rechtbank baseert haar oordeel derhalve niet op het bestreden uitgangspunt, maar acht blijkens rov. 4.4 doorslaggevend dat [betrokkene 2] door [verzoeker] zelf als zijn biologische vader wordt beschouwd.
2.4 Het tweede onderdeel keert zich tegen rov. 4.4, vanaf de overweging beginnend met 'De rechtbank acht van doorslaggevend belang ...', en komt erop neer dat geen van de door de rechtbank in rov. 4.4 genoemde omstandigheden naar Ghanees recht relevante feiten en omstandigheden betreffen die, zonder nadere motivering die ontbreekt, naar Ghanees recht familierechtelijke betrekkingen doen ontstaan tussen [verzoeker] en [betrokkene 2].
2.5 In cassatie zijn geen klachten gericht tegen rov. 4.2 en 4.3, zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. De rechtbank heeft in rov. 4.2 voorop gesteld dat naar het krachtens art. 10:95 BW toepasselijke Ghanese recht beoordeeld moet worden of [betrokkene 2] een handeling heeft verricht die is aan te merken als de erkenning van [verzoeker].(5) Vervolgens heeft de rechtbank in rov. 4.4 overwogen dat naar Ghanees recht de enkele vermelding van [betrokkene 2] op de geboorteakte van [verzoeker] onvoldoende is om zijn juridisch vaderschap naar Ghanees recht aan te nemen.(6) Tegen de daarop volgende passage in rov. 4.4 ('De rechtbank acht van doorslaggevend belang...') richt zich het tweede onderdeel van het cassatiemiddel met een motiveringsklacht. De rechtbank heeft, ervan uitgaande dat de enkele vermelding van [betrokkene 2] in de geboorteakte op zichzelf nog geen familierechtelijke betrekkingen naar Ghanees recht doet ontstaan tussen hem en het kind, andere omstandigheden in aanmerking genomen. De rechtbank heeft kennelijk gedoeld op andere omstandigheden die naar Ghanees recht leiden tot deze familierechtelijke betrekkingen en daarbij doorslaggevend geacht dat [betrokkene 2] door [verzoeker] zelf als zijn biologische vader wordt beschouwd, in welk verband de rechtbank erop heeft gewezen dat de raadsman van [verzoeker] ter terechtzitting heeft bevestigd dat [verzoeker] door zijn moeder is vernoemd naar zijn biologische vader. Voorts heeft de rechtbank aan het slot van rov. 4.4 overwogen dat de enkele omstandigheid dat [betrokkene 2] niet heeft bijgedragen in de verzorging en het onderhoud van [verzoeker], onvoldoende is om aan te nemen dat in Ghana geen familiebetrekking is ontstaan. Hieruit volgt naar mijn mening dat de rechtbank overeenkomstig Ghanees recht omstandigheden in aanmerking heeft genomen waaruit de conclusie is getrokken dat [betrokkene 2] de biologische en daarmee naar Ghanees recht de juridische vader van [verzoeker] is. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk, zodat het tweede onderdeel faalt.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
1 Zie rov. 2.1 t/m 2.5 van de bestreden beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 februari 2012.
2 LJN: BV5588.
3 Zie p. 7, 2e alinea, van het cassatierekest.
4 Zie ook HR 13 juli 2001, LJN: ZC3630, NJ 2002/215, m.nt. ThMdB, alsmede K.J. Saarloos, Art. 92-102 Boek 10 BW: Afstamming, in: P. Vlas, Hoofdlijnen Boek 10 BW (Internationaal privaatrecht), 2011, p. 96-97; Eric Gubbels, Erkenning van kinderen in Ghana, FJR 2004/30.
5 Terzijde wijs ik erop dat art. 10:95 BW van toepassing is op rechtsbetrekkingen die na 1 januari 2003 zijn vastgesteld of gewijzigd (art. 10:102 BW). In deze zaak gaat het om de erkenning van een familierechtelijke betrekking die voortvloeit uit de in Ghana opgemaakte geboorteakte, zodat art. 10:101 BW in beeld zou komen, ware het niet dat ook voor deze bepaling de genoemde overgangsregel van art. 10:102 BW geldt. Het voor 1 januari 2003 geldende recht wijkt echter niet wezenlijk af van het na die datum geldende recht, zie Asser/Vonken 10-II 2012, nr. 284. Ik laat dit verder rusten, omdat - zoals aangegeven - tegen rov. 4.2 geen cassatiemiddel is gericht.
6 Zie HR 13 juli 2001, LJN: ZC3630, NJ 2002/215, m.nt. ThMdB.