ECLI:NL:HR:2001:AD5303
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wijziging van alimentatie na echtscheiding en beoordeling van samenwoning
In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, op 22 april 1999 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. Hij verzocht om wijziging van de beschikking van 12 september 1997, waarbij aan de vrouw, verweerster in cassatie, alimentatie was toegekend. De man wilde dat de alimentatie met ingang van 1 mei 1999 op nihil werd gesteld. De vrouw heeft dit verzoek bestreden. De Rechtbank verklaarde de man bij beschikking van 25 juli 2000 niet-ontvankelijk in zijn verzoek voor de periode van 1 mei 1999 tot 1 januari 2000 en wees het verzoek voor het overige af. Hierop heeft de man hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 31 januari 2001 de beschikking van de Rechtbank bekrachtigde. Tegen deze beslissing heeft de man cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in deze zaak de vraag beoordeeld of de verplichting van de man om levensonderhoud aan de vrouw te verschaffen, is geëindigd omdat de vrouw samenwoont met een ander in de zin van artikel 1:160 BW. Het Hof had geoordeeld dat de stellingen van de man, indien bewezen, niet tot de conclusie konden leiden dat de vrouw met haar vriend samenwoont als ware zij gehuwd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof geen blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en dat de klachten van de man ongegrond waren. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de beschikking van het Hof bevestigd.
Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren C.H.M. Jansen, A.G. Pos en P.C. Kop, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 9 november 2001.