Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
30 september 2013. Partijen zijn daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Beide advocaten hebben pleitaantekeningen overgelegd.
mr. Haarsma van 20 september 2013 voor zover het de daarbij gevoegde rapportage van [detectivebureau] Detectivebureau betreft (productie 11) omdat het zonder noodzaak te laat is ingediend en die rapportage niet eenvoudig is te doorgronden. De wederpartij heeft bovendien onweersproken gesteld dat de betreffende brief met bijlagen eerst door haar op 23 september 2013 is ontvangen. Het hof heeft wel kennisgenomen van de producties 8 t/m 10 en 12
t/m 15 als gevoegd bij de brief van mr. Haarsma van 20 september 2013 omdat die wel eenvoudig zijn te doorgronden.
3.De vaststaande feiten
"Artikel 2: LEVENSONDERHOUD PARTNER
2.1 Partneralimentatie
a. De draagkracht van de man is conform de uitgevoerde alimentatieberekening, welke is vastgesteld op basis van door partijen beschikbaar gestelde gegevens.
b. Rekening houdend met de draagkracht, komen partijen op basis van de gemaakte berekeningen, tot de volgende partneralimentatie. De man verstrekt aan de vrouw een partneralimentatie van € 1.131,- bruto per maand, te voldoen op de eerste van de maand door bijschrijving op een door de vrouw aan te wijzen rekening. Partijen zijn ermee bekend dat de hiervoor genoemde partneralimentatie belast is bij de ontvanger en bij de betaler als persoonsgebonden aftrek in aanmerking mag worden genomen.
c. (..).
d. Voorts komen partijen overeen op grond van artikel 1:159 BW dat hetgeen is overeengekomen omtrent de partneralimentatie niet zal worden gewijzigd, tenzij sprake is van een ingrijpende wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:159 lid 3 BW, waaronder begrepen het geval dat de man kan aantonen dat zijn inkomsten in relevante mate zijn verminderd door arbeidsongeschiktheid of ontslag buiten zijn toedoen.
e. (..).
2.2 Inkomen van de alimentatiegerechtigde
(…)
2.3 Indexering
De partneralimentatie en de maximale inkomsten uit een arbeidsverhouding worden jaarlijks verhoogd met het door de Minister van Justitie vastgestelde percentage, voor het eerst per 1 januari 2008.
2.4 Einde partneralimentatie
a. Indien de vrouw hertrouwt, of een geregistreerd partnerschap aangaat, is het in artikel 1:160 BW bepaalde zonder meer van toepassing: de alimentatie eindigt definitief met ingang van de datum van hertrouwen, respectievelijk het laten registreren van het partnerschap.
b. In afwijking van het in artikel 1:160 BW bepaalde wordt de alimentatieverplichting van de man opgeschort in geval de vrouw gaat samenleven met een ander als waren zij gehuwd, of als hadden zij hun partnerschap laten registreren, doch de alimentatieverplichting herleeft indien de samenleving van de vrouw binnen een periode van 6 maanden eindigt door welke oorzaak ook. Voorwaarde voor dit herleven van de alimentatieverplichting is dat de vrouw vóór de aanvang van de samenleving de man schriftelijk in kennis stelt van haar voornemen te gaan samenleven, zulks met mededeling van het tijdstip waarop de samenleving zal aanvangen en van de naam van degene met wie zij zal gaan samenleven. Wordt aan deze voorwaarde niet voldaan dan geldt artikel 1:160 BW onverkort ook in geval van samenleven. Ingeval de vrouw nadien andermaal gaat samenleven met een derde, dan vervalt de partneralimentatie definitief na het einde van de maand waarin laatstgenoemde samenleving is begonnen.
(…)"
I. primair: de door de man ten behoeve van de vrouw te betalen partneralimentatie met
ingang van 24 april 2012 wordt beëindigd;
II. de vrouw gehouden is uit hoofde van onverschuldigde betaling door de man een
bedrag van € 17.716,87 terug te betalen aan de man binnen één maand na datum van
de in deze te wijzen beschikking;
III. subsidiair: de door de man ten behoeve van de vrouw te bepalen partneralimentatie
met ingang van 24 april 2011 op nihil wordt vastgesteld;
IV. kosten rechtens.
4.De omvang van het geschil
- primair te bepalen dat de door de man ten behoeve van de vrouw te betalen
partneralimentatie met ingang van 24 april 2011, althans een door het hof in goede
justitie te bepalen datum is geëindigd;
- te bepalen dat de vrouw gehouden is uit hoofde van onverschuldigde betaling door de
man een bedrag groot € 27.791,55 terug te betalen aan de man binnen één maand na
datum van de in deze te wijzen beschikking, alsmede de na de datum van de indiening
van dit beroepschrift verstreken termijnen;
subsidiair te bepalen dat de door de man ten behoeve van de vrouw te betalen
partneralimentatie met ingang van 24 april 2011, althans een door het hof in goede
justitie te bepalen datum, op nihil wordt gesteld;
- kosten rechtens.
I. in het principaal appelverzoekt de vrouw het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn appel althans zijn verzoek af te wijzen en de beschikking van de rechtbank Leeuwarden, eventueel onder verbetering van de gronden, te bevestigen voor zover het betreft het verzoek van de man te bepalen, dat de door de man te betalen partneralimentatie met ingang van 24 april 2011 althans een door het Gerechtshof te bepalen datum is geëindigd en voor zover het betreft het verzoek van de man te bepalen, dat de vrouw gehouden is uit hoofde van onverschuldigde betaling een bedrag van € 27.701,55 (bedoeld zal zijn € 27.791,55) terug te betalen aan de man binnen één maand na de datum van de te wijzen beschikking, alsmede de na de datum van de indiening van dit beroepschrift verstreken termijnen, af te wijzen.
II. in het incidenteel appelverzoekt de vrouw het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de beschikking van de rechtbank Leeuwarden te vernietigen voor zover zij daarin het verzoek van de vrouw met ingang van 30 oktober 2012 de man te veroordelen tot betaling aan haar van een bijdrage in haar levensonderhoud van € 1.922,- bruto per maand, heeft afgewezen en verzoekt zij het hof de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2007 te wijzigen en de man, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen aan de vrouw met ingang van 30 oktober 2012 bij vooruitbetaling een bijdrage in haar levensonderhoud van € 1.922,- bruto per maand te betalen.
III. zowel in principaal appel als in incidenteel appelde man bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de kosten van het geding.
5.De motivering van de beslissing
16 januari 2013 waar de man op heeft gewezen, leidt niet tot een ander oordeel reeds daarom niet omdat het een andere zaak betrof en overigens ook de frequentie van de geconstateerde gezamenlijke overnachtingen in die zaak in één woning aanzienlijk groter was.
Grief 2: het bewijsaanbod
Ten aanzien van het verzoek in incidenteel appelGrief 1: de afwijzing van het zelfstandig verzoek tot verhoging van de alimentatie
Ter toelichting merkt de vrouw op dat de alimentatie kan worden gewijzigd op grond van een wijziging van omstandigheden en de vrouw heeft ter zitting van de rechtbank wijzigingen van omstandigheden gesteld die gelegen zijn in de draagkracht van de man. De man is gaan samenwonen met een vrouw die eigen inkomsten heeft en daardoor kan de partner van de man delen in de gemeenschappelijke lasten, waaronder met name de woonlasten van de man. De vrouw heeft wijziging gevraagd met ingang van de datum van haar verzoek op 30 oktober 2012 ter zitting van de rechtbank. Nu de man niet heeft gesteld dat de vrouw niet behoeftig zou zijn, legt de vrouw bij haar incidenteel appelschrift geen nieuwe stukken met betrekking tot haar inkomen/draagkracht over. Overigens is er sinds 16 oktober 2012 - de datum waarop de vrouw in eerste aanleg stukken van haar inkomen en lasten heeft overgelegd - geen wijziging opgetreden, aldus de vrouw.
Grief 2: de proceskosten
6.De slotsom
De beslissing