ECLI:NL:HR:2001:AD4854
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen niet-ontvankelijkheid van verzet in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 oktober 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een belastingaanslag voor het jaar 1995, waarbij belanghebbende in beroep ging tegen een eerdere uitspraak van het Hof. Het Hof had op 9 juni 2000 het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. Vervolgens verklaarde het Hof op 15 augustus 2000 het verzet van belanghebbende tegen deze beschikking eveneens niet-ontvankelijk, wat leidde tot de cassatieprocedure.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet de gelegenheid had geboden aan belanghebbende om aan te tonen dat het verzetschrift tijdig ter post was bezorgd. Dit is in strijd met de beginselen van een behoorlijke rechtspleging. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest. Tevens werd gelast dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van ƒ 160 aan belanghebbende vergoedt.
De Hoge Raad benadrukte dat bij niet-ontvankelijkheid van een verzet, het Hof moet aantonen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept van een zorgvuldige behandeling van verzet en de rechten van belanghebbenden in belastingzaken.