ECLI:NL:HR:1998:AA2414
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Bellaart
- M. van der Putt-Lauwers
- J. van Brunschot
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid van beroep in belastingzaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 januari 1997. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 23.664,-- had. Na bezwaar tegen de aanslag handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde belanghebbende echter niet-ontvankelijk in zijn beroep wegens termijnoverschrijding.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak. In het cassatieberoep werd door de Staatssecretaris van Financiën verweer gevoerd. De Hoge Raad beoordeelt de klacht van belanghebbende en stelt vast dat, indien een beroepschrift niet tijdig is ingediend, de rechter de niet-ontvankelijkheid niet mag uitspreken zonder de belanghebbende eerst de gelegenheid te bieden om feiten aan te voeren die kunnen rechtvaardigen dat hij in verzuim is geweest. De Hoge Raad concludeert dat het Hof deze gelegenheid niet heeft geboden aan belanghebbende, waardoor de beslissing van het Hof niet voldoet aan de eisen van een behoorlijke rechtspleging.
De Hoge Raad vernietigt daarom de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens wordt bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van ƒ 300,-- aan belanghebbende moet vergoeden. Dit arrest is op 4 februari 1998 vastgesteld door de raadsheer Bellaart als voorzitter, en de raadsheren Van der Putt-Lauwers en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.