ECLI:NL:HR:2001:AB1761
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor medeplichtigheid aan onjuiste belastingaangifte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1945 en woonachtig te [woonplaats], was veroordeeld voor medeplichtigheid aan het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van een belastingaangifte, wat zou kunnen leiden tot te weinig geheven belasting. De veroordeling volgde op een eerdere uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, die op 2 oktober 1997 had geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan deze medeplichtigheid. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam.
De Hoge Raad beoordeelde de middelen van cassatie en concludeerde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de verdachte niet kon profiteren van de inkeerregeling, omdat de omstandigheden waaronder deze regeling van toepassing is niet waren aangetoond. De Hoge Raad oordeelde dat de verwerping van het verweer door het Hof, dat de verdachte alsnog een juiste aangifte had gedaan voordat hij op de hoogte was van de onjuistheid van eerdere aangiften, niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad bevestigde dat de Officier van Justitie niet-ontvankelijk was verklaard in de vervolging voor aangiften over het jaar 1993, maar dat de vervolging voor andere jaren wel gerechtvaardigd was.
De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden en dat er geen gronden waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte in stand blijft.