Uitspraak
- de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
- voormeld vonnis voor het overige vernietigd en in zoverre opnieuw rechtgedaan;
- verdachte ter zake van het in onder 1 (valsheid in geschrift, meermalen gepleegd) en onder 3 (witwassen, meermalen gepleegd) ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren, subsidiair negentig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest;
- de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
mr. I.J. Woltman, naar voren is gebracht.
nederlanden, mr. Hofstee, d.d. 19 januari 2016 en het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 5 april 2016 – zakelijk weergegeven – betoogd dat de omstandigheid dat op initiatief van verdachte belasting is afgedragen door de moeder van verdachte een beletsel vormt voor strafvervolging. Volgens de raadsman heeft de Hoge Raad dit bevestigd in haar arrest door te verwijzen naar HR 22 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1761, NJ 2001/698. Net als in die casus is volgens de raadsman in de onderhavige zaak eveneens sprake van dermate bijzondere omstandigheden dat volgens de advocaat-generaal bij de Hoge Raad en Hoge Raad niet-ontvankelijkheid in de vervolging dient te volgen ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
- de belastingdienst heeft hierop contact gezocht met [betrokkene 2] ;
- [betrokkene 2] heeft hierna tegenover de belastingdienst openheid van zaken gegeven over de door haar van haar zus, [betrokkene 1] , ontvangen schenking en de omvang daarvan
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2005 tot en met 14 juni 2012, te [plaats] , gemeente [gemeente] en/of Leeuwarden, althans in Nederland en/of in Luxemburg, een voorwerp, te weten een of meer geldbedragen (te weten 102.000 euro en/of 231.300,83 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Bewijsmiddelen
als verklaring van[aangever]:
Ik doe aangifte tegen [verdachte] , geboren op 3 november 1957, wonende te [plaats] . Ik doe tevens aangifte tegen de moeder van [verdachte] , mevrouw [betrokkene 3] . Op 5 april 2005 is [overledene] overleden. Hij had geen testament opgemaakt, hierdoor verviel zijn huis en andere goederen aan zijn moeder, mevrouw [moeder overledene] .
Er waren op naam van [overledene] twee rekeningen bij een bank in Luxemburg. Dit was zwart geld. Althans geld wat niet bekend was bij de belastingdienst. Op 24 juli 2005 zou tante [moeder overledene] tegen de bewindvoerder, [verdachte] , hebben gezegd dat zij het geld in Luxemburg wilde schenken aan haar zus, [betrokkene 3] . [verdachte] heeft dit geld, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over [moeder overledene] , nooit genoemd bij het kantongerecht. Hij heeft geen toestemming gevraagd om dit geld aan zijn moeder, [betrokkene 3] te mogen geven.
Het geld is in driemaal cash opgenomen in oktober 2005 en tweemaal in april 2006. Dit geld is indertijd niet genoemd bij de belastingdienst, in diverse belastingaangiftes. Ik heb hiervan melding gemaakt bij de belastingdienst.
als verklaring vanverdachte:
Het ging om € 425.000,00. De rekening in Luxemburg stond op naam van neef [overledene] . Het was in principe zwart geld. Dit wil zeggen dat ik ervan uitging dat het niet bekend was bij de belastingdienst. Niemand wist van dit geld en tante vond dat niemand het hoefde te weten. Ik heb de belastingdienst niet in kennis gesteld.
Ik heb het geld aan mijn moeder gegeven. Mijn moeder heeft dit naar aanleiding van een telefoontje van de belastingdienst bij de belastingdienst aangegeven.
Op 28 oktober 2005 zijn wij naar Luxemburg geweest. Ik heb toen € 100.000,00 contant opgenomen. Ik heb dit in ontvangst genomen. Het klopt dat ik later nog een keer € 231.000,00 heb opgenomen. Ik heb dat in ontvangst genomen. Ik kreeg ook dit geld vooral in coupures van vijftig en honderd euro. Ik heb het geld aan mijn moeder overhandigd. Dit heb ik bij haar thuis gedaan.
verdachte, afgelegd op de terechtzitting het hof van 25 september 2014 – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
Ik wist dat er een bankrekening bestond op naam van [overledene] met daarop een bedrag van €425.000,- Ik ging ervan uit dat er geen belasting over dat geld was betaald, omdat mijn tante, [betrokkene 1] , mij vertelde dat het ‘zwart’ geld betrof. Ik heb geen contact met de belastingdienst over dit geld gehad.
verdachte, afgelegd op de terechtzitting van het hof van 7 juli 2017 – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende:
hij in de periode van 28 oktober 2005 tot en met 14 juli 2007, in Nederland en in Luxemburg, een voorwerp, te weten geldbedragen (te weten 102.000 euro en 231.300,83 euro), voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.