ECLI:NL:HR:2001:AA9705
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.M. Orie
- J.P. Balkema
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens niet persoonlijke verschijning van de verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2001 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte tegen een vonnis van de Kantonrechter te Rotterdam. De Kantonrechter had de verdachte op 31 augustus 1998 schuldig verklaard voor meerdere verkeersovertredingen, maar zonder oplegging van straf of maatregel. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door de advocaten mr. D.V.A. Brouwer en mr. J.M. Sjöcrona. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het beroep.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de cassatieakte is ingediend door mr. M. Aukema, die niet persoonlijk ter griffie van het Kantongerecht is verschenen, maar per brief heeft verklaard namens de verdachte cassatie in te stellen. De Hoge Raad oordeelt dat volgens de wet de verklaring voor het instellen van cassatie mondeling moet worden afgelegd en dat de persoonlijke verschijning van de verdachte vereist is, tenzij de wet een uitzondering biedt. Aangezien er geen uitzondering is voor de advocaat die namens zijn cliënt een rechtsmiddel wil aanwenden, is het cassatieberoep niet ontvankelijk.
De Hoge Raad benadrukt dat de wetgever bij de totstandkoming van de recente wettelijke regeling heeft beoogd dat de gemachtigde, zoals de advocaat, persoonlijk ter griffie verschijnt bij het instellen van hoger beroep. De Hoge Raad blijft bij zijn vaste rechtspraak en verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop rechtsmiddelen moeten worden aangewend en onderstreept de noodzaak van persoonlijke verschijning in dergelijke procedures.