ECLI:NL:HR:2001:AA9246

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35763
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • L. Monné
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 september 1999, nr. 98/00707. De zaak betreft een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994, die na bezwaar door de Inspecteur is verminderd. Belanghebbende is in beroep gegaan bij het Hof, maar werd bij beschikking van 27 oktober 1998 door de Voorzitter van de Belastingkamer van het Hof niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Het Hof heeft het verzet van belanghebbende tegen deze beschikking ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld. Een van de klachten betrof de vraag of verzending per fax van een beroepschrift gelijkgesteld kan worden aan verzending per post, zoals bedoeld in artikel 6:9, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad oordeelt dat dit niet het geval is, aangezien de strekking van de bepaling is om rekening te houden met vertraging bij verzending per post, wat niet van toepassing is bij verzending per fax. De overige klachten van belanghebbende kunnen evenmin tot cassatie leiden, en de Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond. Dit arrest is op 3 januari 2001 vastgesteld door de raadsheer D.H. Beukenhorst als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Nr. 35763
3 januari 2001
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 24 september 1999, nr.98/00707, op het verzet van belanghebbende tegen de beschikking van de Voorzitter van de Belastingkamer van dat Hof van 27 oktober 1998 betreffende na te melden aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd.
Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Bij beschikking van 27 oktober 1998 heeft de Voorzitter van de Belastingkamer van het Hof belanghebbende wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof heeft het verzet van belanghebbende tegen die beschikking ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Belanghebbende betoogt dat verzending per fax van een beroepschrift op één lijn moet worden gesteld met verzending per post als bedoeld in artikel 6:9, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betoog vindt geen steun in het recht. De strekking van voornoemde bepaling is om bij de beoordeling of een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend, rekening te houden met de vertraging die bij verzending per post kan optreden. Daarmee strookt niet om verzending per fax, waarbij een zodanige vertraging zich niet kan voordoen, gelijk te stellen met verzending per post. De desbetreffende klacht faalt derhalve.
3.2. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is op 3 januari 2001 vastgesteld door de raadsheer D.H. Beukenhorst als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.