ECLI:NL:HR:2000:AA6923
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf van inkomstenbelasting over middelingstijdvak 1991-1993
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 november 1998. De zaak betreft een teruggaaf van inkomstenbelasting over het middelingstijdvak van 1991 tot en met 1993. De Inspecteur had aan belanghebbende een teruggaaf verleend van f 2.428,--, na een verzoek om teruggaaf krachtens artikel 66a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, omdat hij een hoger bedrag van f 3.315,-- had berekend. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het wettelijke stelsel van artikel 66a van de Wet en artikel 23 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet toestaat dat een bezwaarschrift tegen een beschikking op een verzoek tot middeling het verzoek wijzigt naar een ander middelingstijdvak. De Hoge Raad stelt vast dat artikel 66a van de Wet de belastingplichtige de vrijheid geeft om het tijdvak van drie jaar te kiezen, mits er geen overlapping is met een eerder verleende middelingstijdvak. Aangezien het bezwaar van belanghebbende geen overlapping zou veroorzaken en niet zou leiden tot een lagere teruggaaf, is het oordeel van het Hof onterecht.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens wordt bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van f 315,-- aan belanghebbende moet vergoeden. Dit arrest is op 29 augustus 2000 vastgesteld door de vice-president en vier raadsheren, en is in het openbaar uitgesproken.