ECLI:NL:HR:2000:AA5547
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van Brunschot
- M. van Vliet
- J. van Amersfoort
- L. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en middellijke uitdeling van winst
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1988, waarbij de belanghebbende aanvankelijk was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 54.853,--. Later is er een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 83.853,--, met een verhoging van de nagevorderde belasting van 100 procent. De Inspecteur heeft echter besloten om 50 procent van deze verhoging kwijt te schelden. De belanghebbende heeft tegen deze navorderingsaanslag en het besluit van de Inspecteur beroep aangetekend bij het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage. Het hof heeft op 26 november 1996 uitspraak gedaan, maar deze is door de Hoge Raad op 19 november 1997 vernietigd, met verwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, het kwijtscheldingsbesluit vernietigd en de navorderingsaanslag verminderd. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht. De belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden met een vertoogschrift.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geoordeeld dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat B B.V. zich heeft verarmd en dat zij de houders van de gewone aandelen heeft verrijkt met het niet uitgekeerde preferente dividend over de jaren 1984 tot en met 1988. De Hoge Raad oordeelt dat de middellijke uitdeling van winst door B B.V. aan de belanghebbende heeft plaatsgevonden, ongeacht of de belanghebbende door deze uitdeling per saldo is verrijkt. De Hoge Raad verwerpt het beroep en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is op 19 april 2000 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen en de overige raadsheren, en in het openbaar uitgesproken.