ECLI:NL:HR:2007:AZ8041
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Vermomd dividend en bewijsaanbod in belastingzaak tussen X Holding B.V. en de Minister van Financiën
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen X Holding B.V. en de Minister van Financiën. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de dividendbelasting van € 453.780, met een boete van € 226.890, die aan belanghebbende was opgelegd. Na bezwaar zijn deze bedragen verminderd tot respectievelijk € 240.236 en € 120.118. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard, maar de boetebeschikking gegrond verklaard en de boete verlaagd tot € 45.000. Belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, maar enkel voor wat betreft de naheffingsaanslag. De naheffingsaanslag is verminderd tot € 200.196,94. De Hoge Raad oordeelde dat het bewijsaanbod van belanghebbende, dat betrekking had op de stelling dat een bestuurder van belanghebbende getuigenbewijs kon leveren, door het Hof terecht was gepasseerd. Het Hof had geoordeeld dat de bestuurder niet als getuige kon worden gehoord, wat de Hoge Raad bevestigde. De Hoge Raad oordeelde verder dat de Minister van Financiën in de proceskosten van belanghebbende moest worden veroordeeld, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de complexiteit van belastingzaken en de rol van bewijsvoering in cassatieprocedures. De beslissing heeft ook implicaties voor de toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en België, met betrekking tot de heffing van dividendbelasting.