ECLI:NL:HR:2000:AA5546
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van Brunschot
- M. van Vliet
- J. van Amersfoort
- L. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag vennootschapsbelasting en waardering van goodwill
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de besloten vennootschap X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de aanslag vennootschapsbelasting voor het boekjaar 31 mei 1991 tot en met 31 december 1992 werd bevestigd. De aanslag was oorspronkelijk vastgesteld op een belastbaar bedrag van ƒ 1.951.789,--, maar na bezwaar door de belanghebbende was deze verminderd. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde en de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de waarde van de ingebrachte goodwill door de oprichter A, die zijn advocatenpraktijk inbracht in de BV, niet meer dan ƒ 200.000,-- bedraagt. Dit bedrag was berekend op basis van de gemiddelde jaarwinst en andere kosten. Het Hof had geoordeeld dat er geen reden was om aan te nemen dat de werkelijke waarde van de goodwill hoger was dan dit bedrag, en dat de belanghebbende geen bewijs had geleverd voor een hogere waardering.
De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie niet tot een andere conclusie konden leiden. De Hoge Raad bevestigde dat het in het algemeen aan de belastingplichtige is om de posten die voor aftrek in aanmerking komen aannemelijk te maken. De Hoge Raad verwerpt het beroep en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 19 april 2000 vastgesteld en openbaar uitgesproken.