ECLI:NL:HR:2000:AA5170

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C98/226HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • M. Mijnssen
  • A. Heemskerk
  • C. van der Putt-Lauwers
  • F. Fleers
  • A. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijzenwet en aansprakelijkheid verhuurder in cassatie

In deze zaak hebben de huurders, [huurder 1] en [huurder 2], BPFK (Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij) gedagvaard voor de Kantonrechter te Bergen op Zoom. De huurders vorderden dat BPFK aansprakelijk werd gesteld voor de verplichtingen die voortvloeien uit de Huurprijzenwet, met betrekking tot de door Krijtenburg Dienstverlening geleverde service en de daarvoor in rekening gebrachte prijzen. De Kantonrechter heeft de vordering van de huurders op 26 februari 1997 afgewezen. Hierop hebben de huurders hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Breda, die op 24 maart 1998 het vonnis van de Kantonrechter heeft bekrachtigd.

Tegen dit vonnis hebben de huurders cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de Advocaat-Generaal Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het middel faalt op de gronden zoals uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal. De Hoge Raad heeft het beroep van de huurders verworpen en hen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op ƒ 597,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 17 maart 2000 door vice-president M. Mijnssen en de raadsheren A. Heemskerk, C. van der Putt-Lauwers, F. Fleers en A. de Savornin Lohman.

Uitspraak

17 maart 2000
Eerste Kamer
Nr. C98/226HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [huurder 1],
2. [huurder 2],
beiden wonende te [woonplaats], België,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr J.K. Franx,
t e g e n
de stichting STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE KOOPVAARDIJ,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr G.C. Makkink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [huurders] - hebben bij exploit van 10 september 1996 verweerster in cassatie - verder te noemen: BPFK - op verkorte termijn gedagvaard voor de Kantonrechter te Bergen op Zoom en gevorderd bij vonnis voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat op BPFK jegens [huurders] de verplichtingen en aansprakelijkheden voor de door Krijtenburg Dienstverlening aan [huurders] geleverde service en daarvoor in rekening gebrachte prijzen rust, welke de Huurprijzenwet legt op de ‘verhuurder’ als in die wet bedoeld.
BPFK heeft de vordering bestreden.
De Kantonrechter heeft bij vonnis van 26 februari 1997 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [huurders] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Breda.
Bij vonnis van 24 maart 1998 heeft de Rechtbank het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank hebben [huurders] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
BPFK heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep. De conclusie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van middel
Het middel faalt op de gronden uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [huurders] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van BPFK begroot op ƒ 597,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Mijnssen als voorzitter en de raadsheren Heemskerk, Van der Putt-Lauwers, Fleers en De Savornin Lohman, en in
het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 17 maart 2000.