Uitspraak
[woonplaats].
19 mei 1998.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 mei 1998 uitspraak gedaan over een cassatieberoep tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar. De zaak betreft een beklag van klager over de inbeslagname van een motorkruiser, type Akerboom, die op 9 oktober 1996 onder klager in beslag was genomen. Klager verzocht de Rechtbank om het Openbaar Ministerie te gelasten de motorkruiser aan hem terug te geven, omdat het strafrechtelijke beslag op 20 november 1996 zou zijn opgeheven. De Rechtbank heeft het klaagschrift van klager ongegrond verklaard, met de overweging dat de juridische complexiteit van de civiele verhoudingen teruggave in de weg staat. De curator, mr. A.H.J. Dunselman, had ook een belang in de zaak, aangezien de motorkruiser onderdeel uitmaakte van het faillissement van een derde partij.
De Hoge Raad heeft de bestreden beschikking vernietigd en geoordeeld dat de Rechtbank een onjuiste opvatting had over de inhoud en strekking van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat er geen reden was om af te wijken van de hoofdregel dat de bewaarder het inbeslaggenomen voorwerp niet teruggeeft zolang daarop civielrechtelijk beslag rust. De Hoge Raad gaf de bewaarder de last om de motorkruiser aan klager terug te geven, met inachtneming van de verplichting om het voorwerp niet terug te geven zolang er een beslag rust door een derde ingevolge het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze uitspraak benadrukt de interactie tussen strafrechtelijke en civielrechtelijke beslaglegging en de verantwoordelijkheden van de bewaarder in dergelijke situaties.