ECLI:NL:HR:1998:AA7411

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33916
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Bellaart
  • J. van Brunschot
  • W. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 oktober 1997. De zaak betreft een navorderingaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1991. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van f 3.215,--. Later is er een navorderingaanslag opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen werd verhoogd naar f 29.654,--, met een verhoging van de nagevorderde belasting van 50 procent en een heffingsrente van f 1.051,--. Na bezwaar tegen deze navorderingsaanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.

Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur en de navorderingsaanslag heeft vernietigd. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld, waarbij verschillende klachten zijn aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep niet ontvankelijk is, omdat een gegrondbevinding niet tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. In de beslissing heeft de Hoge Raad belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het beroep in cassatie. Dit arrest is op 16 december 1998 vastgesteld door de raadsheer Bellaart als voorzitter, en de raadsheren Van Brunschot en Hammerstein, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff en in het openbaar uitgesproken. Tevens is bepaald dat het griffierecht van f 165,-- aan belanghebbende wordt teruggegeven.

Uitspraak

Nr. 33916
16 december 1998
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 oktober 1997 betreffende na te melden navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende, die aanvankelijk in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1991 was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 3.215,--, is over dat jaar een navorderingaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 29.654,--, met een verhoging van de nagevorderde belasting van 50 percent en met een heffingsrente van f 1.051,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak alsmede de navorderingsaanslag heeft vernietigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Het beroep is niet ontvankelijk, omdat gegrondbevinding niet tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in het beroep in cassatie.
Dit arrest is op 16 december 1998 vastgesteld door de raadsheer Bellaart als voorzitter, en de raadsheren Van Brunschot en Hammerstein, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff en in het openbaar uitgesproken. Bij ontstentenis van de voorzitter wordt dit arrest ondertekend door de raadsheer Van Brunschot.
Het door belanghebbende als griffierecht verschuldigd geworden bedrag van f 165,-- wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.