ECLI:NL:GHDHA:2014:3400
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- P.J.J. Vonk
- H.A.J. Kroon
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing van Bbz-uitkering in de inkomstenbelasting
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerechtshof Den Haag, stond de belastingheffing van een Bbz-uitkering centraal. De belanghebbende, [X] te [Z], had in 2010 een Bbz-uitkering ontvangen, die door de inspecteur van de Belastingdienst werd gerekend tot het belastbare inkomen uit werk en woning. De belanghebbende was van mening dat deze uitkering niet belastbaar was en had hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de Bbz-uitkering terecht was belast in 2010. De rechtbank had vastgesteld dat de uitkering om niet in dat jaar was toegekend en dat de gemeente [Z] deze had verrekend met een eerder verstrekte renteloze lening. Het Hof bevestigde dat de Bbz-uitkering als een periodieke uitkering moest worden aangemerkt, die op het moment van verlening belastbaar was. De belanghebbende had aangevoerd dat de omzetting van de lening in een uitkering om niet geen periodieke uitkering vormde, maar het Hof oordeelde dat er wel degelijk sprake was van een waarde-overgang en dat de belanghebbende een voordeel genoot.
De rechtbank had ook geoordeeld dat de Bbz-uitkering niet als bijzonder inkomen kon worden aangemerkt, wat betekende dat deze in de belastingheffing moest worden betrokken. Het Hof verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraken van de rechtbank. De proceskosten en schadevergoeding werden niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 oktober 2014.