ECLI:NL:HR:1999:AA2921

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34831
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Van Brunschot
  • Van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van X B.V. tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag vennootschapsbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 16 september 1998, die betrekking heeft op een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1991. De Inspecteur had een aanslag van nihil opgelegd, wat betekent dat er geen belastbaar bedrag was vastgesteld. X B.V. maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerechtshof vernietigde deze uitspraak van de Inspecteur en verklaarde X B.V. ontvankelijk in haar bezwaar, maar handhaafde de aanslag van nihil.

X B.V. ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën concludeerde in zijn vertoogschrift tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en bevestiging van de uitspraak van de Inspecteur. In de cassatieprocedure werd vastgesteld dat X B.V. in haar aangifte vennootschapsbelasting een belastbare winst had aangegeven van ƒ 905.665,--, met een te verrekenen verlies van ƒ 773.852,--, wat resulteerde in een belastbaar bedrag van ƒ 131.813,--. De Inspecteur had echter de belastbare winst verminderd met herwaarderingswinst, wat leidde tot een aanslag van nihil.

De Hoge Raad oordeelde dat, aangezien er een aanslag van nihil was vastgesteld, X B.V. geen belang had bij het door haar voorgestelde cassatiemiddel. Dit omdat het middel niet kon leiden tot een gunstiger resultaat voor X B.V. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat het Hof terecht de uitspraak van de Inspecteur had vernietigd. Tevens werd er geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, omdat er geen termen aanwezig waren volgens de relevante wetgeving.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 16 september 1998 betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag in de vennootschapsbelasting van nihil opgelegd naar een belastbaar bedrag van nihil. In het tegen die aanslag gemaakte bezwaar is belanghebbende bij uitspraak van de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft vernietigd, belanghebbende ontvankelijk in haar bezwaar heeft verklaard, en de aanslag heeft gehandhaafd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ‘s Hofs uitspraak beroep in cassa-tie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift geconcludeerd tot vernietiging van ’s Hofs uitspraak en bevestiging van de uitspraak van de Inspecteur. Het vertoogschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel van cassatie
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar, 1991, in haar aangifte vennootschapsbelasting een belastbare winst aangegeven van ƒ 905.665,--, een bedrag aan te verrekenen verliezen van ƒ 773.852,-- en een belastbaar bedrag van ƒ 131.813,--.
Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur de aangegeven belastbare winst verminderd met de in die winst begrepen herwaarderingswinst ter zake van een perceel te Q van ƒ 1.230.109,-- tot een bedrag van negatief ƒ 324.444,--, het belast-bare bedrag vastgesteld op nihil en een aanslag van nihil vastgesteld.
3.2. Nu een aanslag van nihil is vastgesteld en de rechter in belastingzaken de aanslag niet kan verhogen heeft belanghebbende geen belang bij het door haar voorgestelde middel, aangezien het niet tot een voor haar gunstiger resultaat kan leiden. Derhalve treft het middel geen doel en dient het beroep verworpen te worden. Het Hof heeft – anders dan de Staatssecretaris in zijn vertoogschrift stelt – terecht de uitspraak van de Inspecteur vernietigd (HR 23 augustus 1989, nr. 25516, BNB 1990/2). In het geval dat is beslist in het arrest van de Hoge Raad van 16 december 1998, nr. 33916, naar welk arrest de Staatssecretaris verwijst, resteerde er na vernietiging van de navorderingsaanslag door het Hof geen aanslag meer.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroorde-ling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet admini-stratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 6 oktober 1999 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van Brunschot en Van Vliet, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken