ECLI:NL:HR:1998:AA2287
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. Bellaart
- J. van Brunschot
- M. Meij
- A. van Vliet
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 5 februari 1997 werd gedaan. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting die was opgelegd aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z. De naheffingsaanslag was berekend over het tijdvak van 1 januari 1995 tot en met 31 maart 1995, met een totaalbedrag van f 216,-- aan enkelvoudige belasting en f 108,-- aan verhoging. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en de naheffingsaanslag, wat leidde tot het cassatieberoep van de Staatssecretaris.
Tijdens de cassatieprocedure hebben beide partijen hun standpunten mondeling toegelicht. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door Mr. R.L.H. IJzerman, terwijl belanghebbende werd bijgestaan door Mr. M. Mees. De Advocaat-Generaal Van den Berge concludeerde op 29 januari 1998 tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en tot verwerping van het cassatieberoep. Belanghebbende heeft hierop schriftelijk gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geoordeeld dat deze niet tot cassatie konden leiden, op basis van de gronden die zijn vermeld in een eerder gewezen arrest in een aan deze zaak gerelateerde kwestie. De Hoge Raad heeft vervolgens de proceskosten in de zaak beoordeeld en geoordeeld dat de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie moet worden veroordeeld. De kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn vastgesteld op f 6.390,--. Dit arrest is op 17 augustus 1998 uitgesproken door de vice-president R.J.J. Jansen en de raadsheren Bellaart, Van Brunschot, Meij en Van Vliet, in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.