ECLI:NL:HR:1998:AA2287

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 augustus 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33079
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • A. Bellaart
  • J. van Brunschot
  • M. Meij
  • A. van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 5 februari 1997 werd gedaan. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting die was opgelegd aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z. De naheffingsaanslag was berekend over het tijdvak van 1 januari 1995 tot en met 31 maart 1995, met een totaalbedrag van f 216,-- aan enkelvoudige belasting en f 108,-- aan verhoging. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en de naheffingsaanslag, wat leidde tot het cassatieberoep van de Staatssecretaris.

Tijdens de cassatieprocedure hebben beide partijen hun standpunten mondeling toegelicht. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door Mr. R.L.H. IJzerman, terwijl belanghebbende werd bijgestaan door Mr. M. Mees. De Advocaat-Generaal Van den Berge concludeerde op 29 januari 1998 tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en tot verwerping van het cassatieberoep. Belanghebbende heeft hierop schriftelijk gereageerd.

De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geoordeeld dat deze niet tot cassatie konden leiden, op basis van de gronden die zijn vermeld in een eerder gewezen arrest in een aan deze zaak gerelateerde kwestie. De Hoge Raad heeft vervolgens de proceskosten in de zaak beoordeeld en geoordeeld dat de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie moet worden veroordeeld. De kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn vastgesteld op f 6.390,--. Dit arrest is op 17 augustus 1998 uitgesproken door de vice-president R.J.J. Jansen en de raadsheren Bellaart, Van Brunschot, Meij en Van Vliet, in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 5 februari 1997 betreffen de na te melden aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het motorrijtuig met ken teken BB-00-BB een naheffingsaanslag in de motorrijtui genbelasting opgelegd, berekend over het tijdvak 1 januari 1995 tot en met 31 maart 1995, ten bedrage van f 216,-- aan enkelvoudige belasting en f 108,-- aan ver hoging. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep ge komen bij het Hof, dat deze uitspraak, alsmede de naheffingsaanslag heeft vernietigd. 's Hofs uitspraak is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassa tieberoep bestreden. Partijen hebben de zaak mondeling doen toelichten, de Staatssecretaris door Mr R.L.H. IJzerman, advocaat te 's-Gravenhage, en belanghebbende door Mr M. Mees, advocaat te Amsterdam. De Advocaat-Generaal Van den Berge heeft op 29 januari 1998 geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en tot verwerping van het beroep. Belanghebbende heeft een schriftelijke reactie op die conclusie gegeven.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie Op de gronden, vermeld in het heden gewezen arrest in de zaak onder nummer 33078, waarvan een afschrift in geanonimiseerde vorm aan dit arrest is gehecht, wordt geoordeeld dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het geding in cassatie redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld. Er worden geen termen aanwezig geacht om te voldoen aan het bij de mondelinge toelichting in cassatie van de zijde van belanghebbende gedane verzoek uit te gaan van de werkelijk gemaakte kosten omdat het hier een proefprocedure betreft; hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat belanghebbende voor het Hof zijn vordering tot vergoeding van proceskosten heeft beperkt tot een bedrag volgens het Besluit proceskosten fiscale procedures.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep, en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 6.390,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 17 augustus 1998 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Bellaart, Van Brunschot, Meij en Van Vliet, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt ter zake van de behandeling van dit beroep een recht geheven van f 315,--.