ECLI:NL:HR:1997:AA3331

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33309
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • M. Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën inzake aanslag inkomstenbelasting/premievolksverzekeringen voor gehandicapte kinderen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 19 maart 1997 werd gedaan. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting/premievolksverzekeringen die aan belanghebbende, aangeduid als X, was opgelegd voor het jaar 1994. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van f. 68.546,--. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van f. 67.281,--. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

De Staatssecretaris van Financiën stelde beroep in cassatie in tegen deze uitspraak. In het cassatiegeding werd vastgesteld dat de kinderen van belanghebbende ernstige verstandelijke en lichamelijke handicaps hebben. Zij namen deel aan hydrotherapie, wat hen hielp bij hun revalidatie. De Hoge Raad oordeelde dat de kosten voor het zwemmen, ook al vond dit plaats onder begeleiding van niet-medisch geschoolde vrijwilligers, terecht door het Hof waren aangemerkt als uitgaven voor geneeskundige hulp volgens artikel 46, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

Daarnaast werd opgemerkt dat er een discrepantie was tussen de datum van de uitspraak van het Hof en de aantekening van de griffier over de verzending van de afschriften. De Hoge Raad besloot hieraan voorbij te gaan op basis van artikel 6:22 in verbinding met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Hoge Raad oordeelde dat de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten moest worden veroordeeld, vastgesteld op f. 355,-- voor beroepsmatig verleende bijstand. Het beroep in cassatie werd verworpen, en er werd een recht geheven van f. 315,-- voor het beroepschrift in cassatie.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 maart 1997 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1994 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premievolksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag inkomstenbelasting/premievolksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f. 68.546,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van f. 67.281,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie.
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbendes kinderen zijn in ernstige mate verstandelijk en lichamelijk gehandicapt. De kinderen zwemmen, onder begeleiding, in het kader van door de behandelende revalidatiearts voorgeschreven hydrotherapie ter verbetering van hun lopen, twee keer per week in tot 32 graden verwarmd water, gezamenlijk met andere gehandicapten. 3.2. Onder deze omstandigheden vormen de uitgaven voor het zwemmen kosten van medische (re)validatie, ook al vond het zwemmen plaats onder begeleiding van niet- medisch geschoolde vrijwilligers, zodat het Hof deze uitgaven terecht heeft aangemerkt als uitgaven voor geneeskundige hulp in de zin van art. 46, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. 3.3. De datum van 's Hofs uitspraak , 19 maart 1997, is niet in overeenstemming te brengen met de aantekening van de griffier van het Hof op de aan partijen gezonden afschriften dat verzending plaatsvond op 14 maart 1997. De Hoge Raad gaat hieraan met toepassing van artikel 6:22 in verbinding met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht voorbij.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht, gelet op de inhoud van het procesdossier, termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met het geding in cassatie voor de onderhavige zaak redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f. 355,-- voor beroepsmatig verleende bijstand.
Dit arrest is op 24 december 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt ter zake van dit beroepschrift in cassatie een recht geheven van f. 315,--.