ECLI:NL:HR:2007:AY8478
Hoge Raad
- Cassatie
- M. de Vries
- J. van der Meer
- P. de Jong
- Rechtspraak.nl
Aftrek van buitengewone lasten ter zake van ziektekosten in verband met yortgymnastiek en zwemmen
In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van kosten die belanghebbende heeft gemaakt voor yortgymnastiek en zwemmen in het kader van zijn aangifte Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1996. Belanghebbende, geboren in 1946, heeft langdurig psychiatrische behandeling ondergaan en heeft op medisch voorschrift ontspanningsactiviteiten verricht. In zijn aangifte heeft hij de kosten van deze activiteiten opgevoerd als buitengewone lasten op basis van artikel 46, derde lid, van de Wet IB 1964.
Het Hof heeft geoordeeld dat de kosten van yortgymnastiek en zwemmen als buitengewone lasten in aftrek kunnen worden gebracht. De Staatssecretaris van Financiën heeft echter cassatie ingesteld, stellende dat het Hof ten onrechte heeft beslist dat deze kosten als buitengewone lasten kunnen worden aangemerkt. De Staatssecretaris betoogt dat er geen sprake is van medische begeleiding bij de gymnastiek en het zwemmen, en dat de kosten derhalve niet voldoen aan de vereisten van de wet.
De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken verduidelijkt dat voor de aftrekbaarheid van dergelijke kosten medische begeleiding of toezicht vereist is. Dit betekent dat de activiteit onderdeel moet zijn van een samenhangend geheel van maatregelen die op aanwijzing van een medicus worden genomen om de fysieke en psychische toestand van de belanghebbende te verbeteren of in stand te houden. De Hoge Raad concludeert dat de medische controle door de huisarts niet gelijkstaat aan de vereiste medische begeleiding of toezicht.
De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat het beroep in cassatie van de Staatssecretaris gegrond is, en dat de uitspraak van het Hof vernietigd dient te worden. De zaak wordt verwezen naar een ander Gerechtshof voor verdere behandeling en beslissing.