ECLI:NL:HR:1996:AA1961
Hoge Raad
- Cassatie
- Zuurmond
- Herrmann
- C.H.M. Jansen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 december 1994, betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1987. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. De Griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 12 april 1995 in de gelegenheid gesteld om een verzuim te herstellen, dat voortvloeide uit het niet voldoen aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht. De termijn voor herstel eindigde op 24 mei 1995, maar belanghebbende heeft geen herstel van het verzuim ingediend. Hierdoor kon de Hoge Raad niet ambtshalve een grond vinden om de uitspraak van het Gerechtshof te vernietigen.
De Hoge Raad heeft vervolgens, op basis van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om belanghebbende niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep in cassatie. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet inhoudelijk heeft beoordeeld, omdat de processtukken niet aan de vereisten voldeden. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
De beslissing van de Hoge Raad is op 31 januari 1996 vastgesteld door de raadsheer Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren Herrmann en C.H.M. Jansen. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier Loen.