ECLI:NL:HR:1996:AA1961

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31047
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • Zuurmond
  • Herrmann
  • C.H.M. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 december 1994, betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1987. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. De Griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 12 april 1995 in de gelegenheid gesteld om een verzuim te herstellen, dat voortvloeide uit het niet voldoen aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht. De termijn voor herstel eindigde op 24 mei 1995, maar belanghebbende heeft geen herstel van het verzuim ingediend. Hierdoor kon de Hoge Raad niet ambtshalve een grond vinden om de uitspraak van het Gerechtshof te vernietigen.

De Hoge Raad heeft vervolgens, op basis van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om belanghebbende niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep in cassatie. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet inhoudelijk heeft beoordeeld, omdat de processtukken niet aan de vereisten voldeden. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

De beslissing van de Hoge Raad is op 31 januari 1996 vastgesteld door de raadsheer Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren Herrmann en C.H.M. Jansen. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier Loen.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 december 1994 betreffende de hem voor het jaar 1987 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie Bij brief, gedagtekend 12 april 1995, waarvan een ontvangstbevestiging is ingekomen, heeft de Griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld het verzuim dat niet is voldaan aan het in art. 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde vereiste, binnen zes weken na de dagtekening van deze brief te herstellen. De termijn voor herstel van dit verzuim eindigde op 24 mei 1995. Nu herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, en de Hoge Raad ook ambtshalve niet is gebleken van een grond waarop 's Hofs uitspraak zou behoren te worden vernietigd, zal de Hoge Raad, gezien het bepaalde in art. 6:6 van voormelde wet, belanghebbende in het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in art. 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
3. Beslissing De Hoge Raad verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is op 31 januari 1996 vastgesteld door de raadsheer Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren Herrmann en C.H.M. Jansen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen, en op die datum in het openbaar uitgesproken.