ECLI:NL:HR:1996:AA1951
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van der Linde
- Bellaart
- De Moor
- Van der Putt-Lauwers
- Rechtspraak.nl
Cassatie van een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de ontvankelijkheid van het beroep
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de naar buitenlands recht opgerichte vennootschap X Ltd. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting die aan belanghebbende is opgelegd. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarbij hij besloot geen verdere kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, maar werd door de Voorzitter van de Eerste Meervoudige Belastingkamer niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn zoals genoemd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het Hof heeft het verzet van belanghebbende tegen deze beschikking ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 8 april 1994, maar dat het beroepschrift pas op 12 april 1994 ter griffie van het Hof is ontvangen. Belanghebbende stelde echter dat de brief met het beroepschrift vóór het einde van de termijn ter post was bezorgd, maar het Hof oordeelde dat deze verklaring niet voldoende was onderbouwd.
De Hoge Raad oordeelt dat, op basis van de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht, een beroepschrift tijdig is ingediend indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd. Aangezien belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de brief tijdig ter post is bezorgd, is de klacht gegrond. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verklaart het verzet gegrond, waardoor de zaak opnieuw door het Hof in behandeling moet worden genomen.
De Hoge Raad heeft ook aandacht besteed aan de proceskosten en stelt belanghebbende in de gelegenheid om zich uit te laten over een eventuele proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 29 mei 1996 door de vice-president en de raadsheren, en is openbaar uitgesproken.