ECLI:NL:HR:1996:AA1502
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Bellaart
- M. van der Putt-Lauwers
- J. van Brunschot
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën inzake kosten van vervolging in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 september 1996 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de kosten die aan belanghebbende in rekening zijn gebracht voor de betekening van een dwangbevel tot betaling van een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990. De belanghebbende had een bedrag van f 835,- aan kosten ontvangen, maar het Hof heeft deze kosten verminderd tot nihil. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarbij hij een middel van cassatie heeft voorgesteld. Belanghebbende heeft het cassatieberoep bestreden.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat er geen kosten in rekening kunnen worden gebracht. Dit oordeel is gebaseerd op de omstandigheden dat de belanghebbende niet in de gelegenheid was om het verschuldigde bedrag te betalen voordat het dwangbevel werd betekend. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de ontvanger geen kosten van invordering kan aanrekenen als de belastingplichtige niet op de hoogte is gesteld van zijn belastingverplichting. Het middel van de Staatssecretaris faalde, en de Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof bevestigd.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende moet worden veroordeeld. De kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn vastgesteld op f 355,--. Tevens is er een recht geheven van f 300,-- voor het beroep, waarvan f 150,-- al was betaald bij het Hof voor de vervanging van de mondelinge uitspraak. Dit arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier.