ECLI:NL:HR:1995:AA1608
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van der Linde
- Bellaart
- C.H.M. Jansen
- Van der Putt-Lauwers
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake navorderingsaanslag vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 1995 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1985. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. De Griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende in een brief van 30 augustus 1994 in de gelegenheid gesteld om een verzuim te herstellen, dat voortvloeide uit het niet voldoen aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht. De termijn voor herstel eindigde op 11 oktober 1994, maar belanghebbende heeft geen herstel van het verzuim gepleegd. Hierdoor heeft de Hoge Raad, conform artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep.
Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de belanghebbende niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar beroep, en het griffierecht van f 300,-- dat verschuldigd was, wordt aan de belanghebbende teruggegeven. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, samen met de raadsheren Van der Linde, Bellaart, C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.