ECLI:NL:HR:1995:AA1608

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30467
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • Van der Linde
  • Bellaart
  • C.H.M. Jansen
  • Van der Putt-Lauwers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake navorderingsaanslag vennootschapsbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 1995 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1985. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. De Griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende in een brief van 30 augustus 1994 in de gelegenheid gesteld om een verzuim te herstellen, dat voortvloeide uit het niet voldoen aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht. De termijn voor herstel eindigde op 11 oktober 1994, maar belanghebbende heeft geen herstel van het verzuim gepleegd. Hierdoor heeft de Hoge Raad, conform artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep.

Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de belanghebbende niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar beroep, en het griffierecht van f 300,-- dat verschuldigd was, wordt aan de belanghebbende teruggegeven. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, samen met de raadsheren Van der Linde, Bellaart, C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 mei 1994 betreffende de aan belanghebbende over het jaar 1985 opgelegde navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie Bij brief, gedagtekend 30 augustus 1994, waarvan een ontvangstbevestiging is ingekomen, heeft de Griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld het verzuim dat niet is voldaan aan het in artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde vereiste, binnen zes weken na de dagtekening van deze brief te herstellen. De termijn voor herstel van dit verzuim eindigde op 11 oktober 1994.
Nu herstel van het verzuim door belanghebbende niet heeft plaatsgevonden, zal de Hoge Raad, gezien het bepaalde in artikel 6:6 van voormelde wet, haar in het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
3. Beslissing De Hoge Raad verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is op 10 juli 1995 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Van der Linde, Bellaart, C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Het door belanghebbende als griffierecht verschuldigd geworden bedrag van f 300,-- wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven. De waarnemend griffier,