ECLI:NL:GHSHE:2025:279

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
23/674
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-beschikking en misbruik van recht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard wegens misbruik van recht. De belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar, die de waarde van de onroerende zaak had vastgesteld op € 147.000. De belanghebbende stelde dat zij geen uitspraak op bezwaar had ontvangen en dat de heffingsambtenaar de verzending en ontvangst aannemelijk moest maken, omdat een andere postdienst dan PostNL was gebruikt. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar de verzending naar het juiste adres aannemelijk heeft gemaakt en dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar verklaart het hoger beroep ongegrond. De rechtbank had het beroep ongegrond moeten verklaren in plaats van niet-ontvankelijk, maar het hof ziet geen reden om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen wegens gebrek aan belang. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 23/674
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende],
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 10 maart 2023, nummer ROE 21/546 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen,
hierna: de heffingsambtenaar.
1Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres] te [plaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld. Tevens zijn de aanslag onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing gebouwd (eigenaar) voor het jaar 2020 bekendgemaakt (hierna samen ook: de aanslagen).
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
1.3.
Belanghebbende heeft de heffingsambtenaar in gebreke gesteld in verband met het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
1.4.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.
1.7.
De zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar is online, via MS Teams verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende. De heffingsambtenaar heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk bevestigd niet bij zitting (digitaal) aanwezig te zullen zijn.
1.8.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende was op 1 januari 2020 eigenaar van de onroerende zaak.
2.2.
De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar bij WOZ-beschikking per de waardepeildatum 1 januari 2019 vastgesteld op € 147.000.
2.3.
Belanghebbende heeft in een brief van 7 januari 2021 aan de heffingsambtenaar geschreven dat de beslistermijn voor de beslissing op bezwaar tegen de WOZ-beschikking was verstreken en verzocht om alsnog binnen korte tijd te beslissen.
2.4.
De heffingsambtenaar heeft in een brief van 13 januari 2021 aan belanghebbende geschreven dat de brief van 7 januari 2021 waarin zij in gebreke werd gesteld was ontvangen, dat met dagtekening 31 december 2020 uitspraak op bezwaar was gedaan en dat een kopie van die uitspraak werd bijgesloten bij de brief.
2.5.
Belanghebbende heeft in het beroepschrift van 9 februari 2021 geschreven geen beslissing op bezwaar van de heffingsambtenaar te hebben ontvangen.
2.6.
De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van de beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht.
2.7.
Belanghebbende heeft in hoger beroep bevestigd dat de beslissing op bezwaar inmiddels is ontvangen. In die uitspraak is het bezwaar gegrond verklaard, de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum vastgesteld op € 130.000 en zijn de aanslagen overeenkomstig verminderd. Het verzoek om toekenning van een dwangsom is afgewezen.

3.Geschil en conclusies van partijen

3.1.
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Heeft de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht? Zo nee, dan is de vraag:
II. Is de uitspraak op bezwaar tijdig bekendgemaakt aan belanghebbende?
3.2.
Belanghebbende vindt dat de uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd en vraagt het hof om de zaak niet terug te verwijzen naar de rechtbank, maar zelf te beslissen.
3.3.
De heffingsambtenaar vindt dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is.

4.Gronden

Vooraf en ambtshalve
4.1.
Belanghebbende heeft in een brief van 9 december 2024 verzocht om een online zitting, bijvoorbeeld via MS Teams, vanwege klemmende redenen van persoonlijke en medische aard. De heffingsambtenaar heeft hiermee ingestemd. Het hof heeft het verzoek toegewezen en de zitting heeft online, via MS Teams plaatsgevonden.
Ten aanzien van het geschil
Misbruik van recht
4.2.
De bevoegdheid om bij de belastingrechter beroep in te stellen kan niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. [1] Als sprake is van misbruik van recht, dan wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Voor het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep wegens misbruik van recht zijn zwaarwichtige gronden vereist. Zwaarwichtige gronden zijn onder meer aanwezig wanneer rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn gebruikt zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij gegeven zijn, dat bij het gebruiken van die rechten of bevoegdheden sprake is van kwade trouw.
4.3.
Volgens belanghebbende is geen sprake van misbruik van recht. Dat betoog slaagt.
4.4.
De heffingsambtenaar heeft de brief van belanghebbende van 7 januari 2021 aangemerkt als een ingebrekestelling voor het uitblijven van een uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar heeft dit bevestigd in de brief van 13 januari 2021 aan belanghebbende en geschreven dat met dagtekening 31 december 2020, binnen de veertien dagen termijn, uitspraak op bezwaar is gedaan. Hieruit volgt reeds dat de ingebrekestelling niet onnodig onduidelijk was zoals de rechtbank – naar het oordeel van het hof ten onrechte – heeft overwogen.
4.5.
Belanghebbende heeft op 9 februari 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank omdat zij, volgens haar, geen uitspraak op bezwaar had ontvangen. Zij heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat de heffingsambtenaar de verzending en de ontvangst van de uitspraak op bezwaar aannemelijk moest maken, omdat een andere postdienst dan PostNL werd gebruikt (namelijk Business Post Zuid-Limburg). Het instellen van beroep en het innemen van dit standpunt kan niet als misbruik van recht worden aangemerkt. Dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, de gemachtigde van belanghebbende wist dat de heffingsambtenaar voor de verzending van haar post gebruik maakt van Business Post Zuid-Limburg en moet hebben geweten dat de heffingsambtenaar de ontvangst van de uitspraak op bezwaar – wat de heffingsambtenaar volgens de gemachtigde van belanghebbende aannemelijk moet maken – niet aannemelijk kan maken, omdat dit (vrijwel) onmogelijk is, maakt niet dat sprake is van misbruik van recht reeds omdat de heffingsambtenaar kan volstaan met het aannemelijk maken van de verzending van een poststuk naar het juiste adres (zie ook hierna onder 4.8). Zwaarwichtige gronden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat sprake is van misbruik van recht zijn niet gesteld of gebleken, ook niet als de omstandigheden in samenhang moeten worden bezien.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het beroep van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens misbruik van recht. Dit betekent dat de vraag moet worden beantwoord of sprake was van bekendmaking van de uitspraak op bezwaar aan belanghebbende, zoals de heffingsambtenaar betoogt. Het hof zal hierover zelf beslissen, zoals belanghebbende ook heeft verzocht.
Bekendmaking uitspraak op bezwaar
4.7.
De bekendmaking van een besluit vindt plaats door toezending aan belanghebbende. [2]
4.8.
De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat een besluit is verzonden naar het juiste adres. Als het om een stuk gaat dat niet aangetekend is verzonden, zoals in dit geval, kan de heffingsambtenaar dat bewijs leveren door een administratie over te leggen waaruit blijkt dat en op welke datum het stuk is verzonden. [3] Dit geldt ook bij verzending door andere bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerde postaanbieders dan PostNL. [4]
4.9.
Volgens de heffingsambtenaar is de uitspraak op bezwaar op 17 november 2020 verwerkt in zowel het belastingsysteem als in het digitaal postverwerkingssysteem, en is de uitspraak op bezwaar op 28 december 2020 aan belanghebbende verzonden door Business Post Zuid-Limburg, een postvervoerbedrijf geregistreerd bij Autoriteit Consument en Markt. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing hiervan schermafbeeldingen van het belasting- en postverwerkingssysteem in het geding gebracht. Uit de schermafbeelding van het belastingsysteem volgt dat het bezwaar op 17 november 2020 intern is afgehandeld en uit de schermafbeelding van het digitaal postverwerkingssysteem volgt dat de uitspraak op bezwaar is klaargezet voor verzending aan belanghebbende op 28 december 2020. In de beslissing op bezwaar is het juiste adres van (de gemachtigde van) belanghebbende vermeld.
4.10.
Belanghebbende heeft deze verzendadministratie niet (voldoende) gemotiveerd betwist. Dit betekent dat de heffingsambtenaar de verzending naar het juiste adres aannemelijk heeft gemaakt. Door belanghebbende zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan de ontvangst van de beslissing op bezwaar redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Zij heeft slechts gesteld de uitspraak op bezwaar niet te hebben ontvangen.
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het beroep ongegrond had moeten verklaren in plaats van niet-ontvankelijk. Het hof ziet echter geen reden om die reden de uitspraak van de rechtbank te vernietigen, omdat niet valt in te zien hoe deze correctie enig belang van belanghebbende zou kunnen dienen. [5]
Tussenconclusie
4.12.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.13.
Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
4.14.
Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht.

5.Beslissing

Het hof:
  • verklaart het hoger beroep ongegrond;
  • bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door M.E. Smorenburg, voorzitter, M.J.C. Pieterse en J.K. Lanser, in tegenwoordigheid van E.A.D. Dockx, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025 en een afschrift van de uitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst.
De uitspraak is alleen door de voorzitter ondertekend aangezien de griffier is verhinderd deze te ondertekenen.
De griffier, De voorzitter,
E.A.D. Dockx M.E. Smorenburg
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Artikelen 3:13 en 3:15 BW.
2.Artikel 3:41 Awb.
3.Hoge Raad 12 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1175.
4.ABRvS 28 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2493.
5.Vergelijk Hoge Raad 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1033.