ECLI:NL:GHSHE:2025:2204

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
23/1882
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de ANBI-status van een vereniging en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een vereniging kan worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling (ANBI) volgens artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De inspecteur van de Belastingdienst had het verzoek van de vereniging om als ANBI te worden aangemerkt afgewezen, omdat de activiteiten van de vereniging voornamelijk gericht zouden zijn op het particuliere belang van haar leden en niet op het algemeen nut. De vereniging stelde dat haar activiteiten, die onder andere gericht zijn op het behartigen van de belangen van ouderen, wel degelijk het algemeen nut beogen. Het hof oordeelde dat de vereniging niet aannemelijk had gemaakt dat zij uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt, en dat de activiteiten voornamelijk gericht zijn op ontspanning en vermaak van haar leden. Daarnaast werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de vereniging niet had aangetoond dat zij feitelijk en rechtens vergelijkbaar is met andere instellingen die wel de ANBI-status hebben. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 23/1882
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende]met gekozen domicilie in [plaats 1] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 16 november 2023, nummer BRE 21/3138, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft het verzoek van belanghebbende om als een algemeen nut beogende instelling (ANBI) te worden toegevoegd aan de groepsbeschikking ANBI, bij beschikking van 6 februari 2021 (de beschikking) afgewezen.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de beschikking afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de inspecteur.
1.6.
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2025 in ‘s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] (allen werkzaam bij of lid (geweest) van belanghebbende) en haar gemachtigden [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] (verbonden aan [kantoor] N.V.), en, namens de inspecteur: [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
1.7.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is per 1 januari 1954 opgericht en heeft op 26 februari 2020 laatstelijk haar statuten gewijzigd. Belanghebbende maakt deel uit van de Katholieke Bond van Ouderen in Noord-Brabant (KBO Brabant), welke vereniging op 1 januari 2008 is aangemerkt als een ANBI.
2.2.
KBO Brabant heeft op 17 maart 2020 een verzoek gedaan om belanghebbende toe te voegen aan de groepsbeschikking ANBI, welk verzoek op 6 februari 2021 is afgewezen door de Inspecteur.
2.3.
Belanghebbende stelt zich blijkens haar statuten ten doel:
“Het behartigen van de belangen van ouderen in het algemeen en die van zijn leden in het bijzonder, in de meest ruime zin van het woord.”
2.4.
Volgens artikel 3 van de statuten tracht belanghebbende voornoemd doel te bereiken door:
“1. het verlenen van diensten aan en de individuele belangenbehartiging van de leden;
2. het vertegenwoordigen van de belangen van ouderen bij overheden en andere instanties;
3. samen te werken met organisaties en instellingen met een gelijk of aanverwant doel;
4. het organiseren van sociaal-culturele, sportieve, educatieve en informatieve activiteiten;
5. het aanwenden van andere wettige middelen.”
2.5.
Op de website van belanghebbende staat dat belanghebbende de volgende missie heeft:
“De KBO stelt zich ten doel de belangen van de ouderen in [plaats 1] te behartigen en meer speciaal de belangen van de eigen leden. De KBO tracht dat te bereiken door met plaatselijke en regionale instellingen te overleggen voor het behouden en verbeteren van de voorzieningen voor ouderen. Dit overleg vindt plaats op het terrein van wonen, inkomen, gezondheid, zorg, vorming en scholing, mobiliteit, veiligheid, welzijn enz.
Daarnaast organiseert de KBO een groot aantal activiteiten voor zijn leden om zich te kunnen ontspannen, elkaar te kunnen ontmoeten, te genieten van kunst en cultuur, zich bij te scholen, te fietsen en te wandelen enz. enz. Daarvoor wordt ook samengewerkt met de Stichting [Stichting 1] , het Zorgcentrum [naam 6] , de Dorpsraad en de Stichting [Stichting 2] .
Onze missie is uitgewerkt in het beleidsplan 2020-2025.”
2.6.
In het Beleidsplan 2020-2025 (het beleidsplan) van belanghebbende staat het volgende over belanghebbendes doelstelling:
“De rol van en daarmee de algemene doelstelling van [KBO] is in het afgelopen decennium duidelijk veranderd. Naast het belangrijke sociale aspect van ontmoeting is gaandeweg meer het accent komen te liggen op algemene belangenbehartiging. De oorzaken hiervan zijn o.a. de onder invloed van de toenemende vergrijzing verder versterkte emancipatie van de senioren en het gegeven dat de rijksoverheid een steeds verdergaande decentralisatie van beleid heeft geëffectueerd. (…). [KBO] wenst bij het ondersteunen van haar doelgroep senioren nadrukkelijk haar steentje bij te dragen. De vereniging ontwikkelt daarom, in nauwe samenspraak met KBO-Brabant, een visie op de toekomst en zoekt wegen om ook in de komende jaren haar taak adequaat te kunnen blijven vervullen.”
2.7.
Belanghebbende tracht haar doelstellingen te realiseren door het instellen van diverse werkgroepen. Hierover vermeldt het beleidsplan, voor zover van belang, het volgende:

Werkgroepen
Om zoveel mogelijk leden van de vereniging te betrekken bij de organisatie, de voorbereiding en de uitvoering van de vele activiteiten heeft het bestuur werkgroepen ingesteld. (…).
De volgende werkgroepen zijn ingesteld:
 Ontspanning
 Publiciteit
 Theaters [plaats 2]
 Sportieve activiteiten
 Vorming en scholing
 Ledenwerving
 Project Solidariteit
 Jaarlijkse busreis
 Zomerschool
 Sociaal Maatschappelijk (SocMa)
 Belangenbehartiging
 Distributie en bezorging [nieuws 1] en KBO-nieuws
In totaal zijn in deze werkgroepen ruim 130 vrijwilligers actief. (…).”
2.8.
Tot de gedingstukken behoort een bijlage met een overzicht van de activiteiten die belanghebbende verricht. Deze activiteiten worden ondersteund door het beleidsplan. Het betreft een overzicht van diverse werkgroepen die door belanghebbende zijn ingesteld, alsmede groepsactiviteiten die door belanghebbende worden georganiseerd. De bijlage vermeldt, voor zover in hoger beroep van belang:
“ [KBO] telt binnen haar ledenbestand een veelheid aan werkgroepen en groepen deelnemers aan sportieve activiteiten die buiten de formele verantwoordelijkheid van [KBO] voor een specifiek doel activiteiten voor [KBO] leden (en soms ook voor niet- [KBO] leden) organiseren. (…)
Elke werkgroep/sportieve groepsactiviteit heeft een vast contactpersoon voor de deelnemers aan haar activiteit(en). Deze contactpersoon (of contactpersonen) maakt (maken) deel uit van de vrijwilligerskern van een werkgroep/sportieve groepsactiviteit en heeft/hebben een [KBO] bestuurslid als vast aanspreekpunt in het [KBO] bestuur.
Aan een werkgroep/sportieve groepsactiviteit kan op haar verzoek door het [KBO] bestuur een financiële bijdrage in de gemaakte kosten voor een specifieke activiteit toegezegd worden als deelname aan die activiteit voor ieder [KBO] lid openstaat.
Werkgroepen/sportieve groepsactiviteiten omvatten een kleiner of groter aantal [KBO] leden en soms ook enkele niet- [KBO] leden (SWO vrijwilligers) en zijn als volgt te karakteriseren:
a.
Sportieve groepsactiviteiten die periodiek op een vaste dag en tijd plaatsvinden als buitenactiviteit
(…)
b.
Sportieve groepsactiviteiten die periodiek op een vaste dag en tijd bijeenkomen in een binnensport faciliteit
(…)
c.
Werkgroepen die specifieke administratieve ondersteuning, publicitaire ervaring of technische kennis beschikbaar stellen aan [KBO] leden die daarom verzoeken
(…)
Belangenbehartiging
Activiteiten: De werkgroep Belangenbehartiging kent voor de uitvoering van haar doelstellingen sub-werkgroepjes met een deskundige vrijwilligerskern die elk een vaste “werkverdeler” heeft voor:
-
Collectievebelangenbehartiging in de publieke ruimte met betrekking tot o.a. deelname aan de juridische helpdesk van KBO-Brabant; procedure tegen de Belastingdienst over de aftrekbaarheid donaties; betrokkenheid bij Platform Welzijn activiteiten waaronder gemeentelijke initiatieven over verbetering van de leefbaarheid van [plaats 1] ; Fijn Thuis gesprekken i.s.m. [naam 7] ; e.d.
-
Individuelebelangenbehartiging (zoals hulp bij regelgevingsvereisten inzake WMO; Wet Langdurige Zorg; Toeslagenwetgeving; Belastingen; e.d.) vindt plaats door het coördineren van rechtstreekse contacten tussen hulpvragers en hulpverleners.
(…)
Voorbeelden van de hieronder ressorterende sub-werkgroepjes zijn:
Belastinqinvulhulpen
Activiteit: Verlening van assistentie bij IB belastingaangiftes en aanvraag van toeslagen.
(…)
Vrijwillige Ouderen Adviseurs / Clientondersteuners
Activiteit: Bemiddelen of adviseren over regelgeving op het gebied van inkomen, recht, zorg, mobiliteit en deelname aan de samenleving in samenwerking met Loket [plaats 1] .
(…)
PR en Publiciteit
Activiteit: Verzorgen van stukken voor plaatsing in KBO-Nieuws, [nieuws 2] , het samenstellen van het [KBO] Jaarverslag, opmaken documenten Jaarvergadering, Actueel houden website KBO- [plaats 1] .
(…)
Repair café
Activiteit: elke eerste dinsdag van de maand reparatie van kapotte huishoudelijke apparaten van bewoners van [plaats 1] .
(…)
d.
Werkgroepen die tot doel hebben een of meer keren per jaar culturele, recreatieve of bijzondere sociale activiteit te organiseren
Kenmerkend voor dergelijke werkgroepen is dat zij al naar gelang de complexiteit van de voorbereiding, deelnemersaantallen en deelnamekosten voor de te organiseren culturele of recreatieve activiteit een vaste “organisatiegroep" met voorzitter/secretaris/leden hebben, of een vaste, organiserende vrijwilligerskern.
Voorbeelden van culturele, recreatieve of bijzondere activiteiten organiserende (sub-)werkgroepen zijn:
Vorming en Scholing
Activiteiten: ???
(…)
Maatschappijkring
Activiteiten: ???
(…)
Computerhulpen
Activiteit: Organiseren van computercursussen en verlenen van individuele hulp in het gebruik van mobiele telefoon, laptop of tablet, installatie programma’s.
(…)
Zomerschool
Activiteit: Organiseren van binnen- en buitenactiviteiten in de zomerperiode
(…)
Schouwburg concertzaal [plaats 2]
Activiteit: Organiseren van toegangsbewijzen voor het programma van de Schouwburg Concertzaal voor KBO leden tegen een gereduceerd tarief.
(…)
SocMa
Activiteit: zie onderstaande sub-werkgroepen
(…)
Koffie-uurtie
Activiteit: samen met SWO op de 1 e en 3e woensdagmorgen van de maand bijeenkomsten organiseren voor gezamenlijk koffiedrinken, ook voor niet-leden [KBO] .
(…)
Samen uit Dineren
Activiteit: samen met SWO maandelijks organiseren van een driegangen diner bij een plaatselijk horeca bedrijf dat toegankelijk is voor alle senioren in [plaats 1] .
(…)
Lunch Muziekhuis
Activiteit: jaarlijkse lunch.
(…)
Contacten met KBO-leden in bijzondere omstandigheden
Activiteit: Contacten van [KBO] leden die ziek zijn, nabestaanden bij overlijden, en feliciteren bij bijzondere huwelijksgelegenheden,
(…)
Rolstoelwandelinqen/-begeleiders
Activiteit: Organiseren van rolstoelwandelingen vanuit [naam 6] .
(…)
Ontspanning
Activiteit: organiseren van 7 a 8 ontspanningsactiviteiten per jaar (waaronder de sub-werkgroep voor de Nieuwjaarsreceptie en de Kerstviering van het [KBO] bestuur). (…)
Ledenwerving
Activiteit: Organisatie jaarlijkse welkomstavond voor nieuwe leden, updaten boekje KBO/SWO en film over [KBO] .
(…)
Werving Vrijwilligers
Activiteit: Het op aangeven van enige werkgroep of van het secretariaat van [KBO] werven van nieuwe vrijwilligers via plaatsing van informatieve berichten in [KBO] Nieuws of anderszins.
(…)
Solidariteit [KBO]
Activiteit: Organiseren van een jaarlijkse benefiet fietstocht waarvan de opbrengst via Pater [naam 8] ten goede komt aan jongeren in Suriname die zelf niet alle persoonlijke kosten van hun primaire beroepsopleiding kunnen betalen.
(…)
“ [nieuws 1] ” bezorgers
Activiteit: Verzorgen van het maandelijks rondbrengen van KBO-Nieuws .
(…)
Voorbeelden van werkgroepen voor terugkerende sociale activiteiten zijn:Maandagmiddag soos
Activiteit: zie onderstaande sub-werkgroepen
(…)
Bridge
Activiteit: organiseren bridgedrive op maandagmiddagen, ook voor niet-leden.
(…)
Rikken
Activiteit: wekelijkse rikmiddag/-morgen, ook voor niet- [KBO] leden.
(…)
Biljarten
Activiteit: wekelijkse onderlinge biljartcompetitie, ook voor niet- [KBO] leden.
(…)
Riktoernooi
Activiteit: Jaarlijks organiseren van het KBO- [naam 9] riktoernooi.
(…)
Autonome Biljartclub [naam 9]
Activiteit: Organiseren van biljartcompetitie en een jaarlijks biljart toernooi.
(…)
Biljarttoernooi [KBO]
[naam 9] Activiteit: Jaarlijks in maart organiseren van een 4-wekelijks biljart toernooi.
(…)
Kosten van werkgroep activiteiten kunnen voor (een gedeeltelijke) vergoeding door het KBO-bestuur in aanmerking komen. Voorwaarde is dat er een goedgekeurde begroting is die later gevolgd wordt door een overzicht van de werkelijk gemaakte vergoedbare kosten.
2.9.
De contributie van de leden bedroeg in het jaar waarin de beschikking is gegeven € 20 per jaar. Van dit bedrag wordt € 13 afgedragen aan KBO-Brabant.

3.Geschil en conclusies van partijen

3.1.
In geschil is of belanghebbende kan worden aangemerkt als ANBI als bedoeld in artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en, zo nee, of het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is geschonden. Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend, de inspecteur ontkennend.
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, wijziging van de beschikking aldus dat belanghebbende wordt aangemerkt als een ANBI en tot toekenning van een proceskostenvergoeding.
3.3.
De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
4.1.
Op grond van artikel 5b, lid 1, onderdeel a, AWR is, voor zover hier van belang, een algemeen nut beogende instelling een instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt. Dit moet ingevolge artikel 1a, lid 1, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen blijken uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling. In artikel 5b, lid 3, onderdeel a, AWR is bepaald dat “welzijn” als algemeen nut in de zin van dit artikel wordt beschouwd.
4.2.
Om te kunnen aannemen dat met de ontplooide werkzaamheden uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut wordt beoogd, moet in de eerste plaats kunnen worden vastgesteld dat die werkzaamheden rechtstreeks erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen. Daarnaast wordt verlangd dat het beoogde doel voor meer dan 90% ten bate van het algemeen belang strekt en niet ten bate van het particulier belang (vgl.
Kamerstukken II,2011/2012, 33 006, nr. 3, blz. 23). Bij de parlementaire behandeling van artikel 5b AWR is in dat verband een onderscheid gemaakt tussen een “kwalitatieve” en een “kwantitatieve” toets (Nota naar aanleiding van het verslag,
Kamerstukken II2011/12, 33 006, nr. 6, p. 10). Voornoemde nota naar aanleiding van het verslag vermeldt, voor zover van belang:
“Er vindt derhalve zowel een kwalitatieve (is in de doelstelling sprake van het beogen van algemeen nut) als een kwantitatieve toets (gebeurt dat voor meer dan 90%) plaats. De beoordeling is zeer casuïstisch en afhankelijk van feiten en omstandigheden.”
Of sprake is van een (rechtstreekse) behartiging van het algemeen belang dient zowel aan de hand van de statuten als van de feitelijke activiteiten te worden bepaald.
4.3.
De bewijslast dat belanghebbende voldoet aan de voorwaarden om als ANBI te kunnen worden aangemerkt, rust op belanghebbende (vgl. HR 9 juli 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2805). Belanghebbende dient derhalve aannemelijk te maken dat zij, gelet op haar statuten en de feitelijke activiteiten, rechtstreeks het algemeen nut beoogt en dat aan de kwalitatieve en de kwantitatieve toets wordt voldaan.
4.4.
Ten aanzien van de kwalitatieve toets stelt belanghebbende dat haar doel en feitelijke activiteiten, zoals deze in 2.4 tot en met 2.8 zijn omschreven, zijn gericht op het behartigen van de belangen van alle senioren in [plaats 1] die 50 jaar of ouder zijn. De activiteiten hebben ten doel het voorkomen en verminderen van sociaal isolement, het versterken van de sociale netwerken en het bevorderen van de zelfredzaamheid van senioren. Alle activiteiten worden uitgevoerd door vrijwilligers. Belanghebbende benadrukt dat het vrijwilligerswerk aan zowel leden als niet-leden wordt aangeboden, zodat alle senioren zich kunnen aansluiten bij de door belanghebbende georganiseerde activiteiten. Feitelijk zijn de activiteiten voor eenieder toegankelijk, omdat de lidmaatschapsbijdrage van € 20 (zie 2.9) symbolisch van aard is. Voorts stelt belanghebbende dat de omstandigheid dat met de activiteiten de particuliere belangen van senioren worden gediend, niet betekent dat de activiteiten niet rechtstreeks en primair het algemeen belang beogen.
4.5.
De inspecteur stelt primair dat belanghebbende niet voldoet aan de kwalitatieve toets, omdat met de (feitelijke) activiteiten van belanghebbende niet primair en rechtstreeks het algemeen nut wordt beoogd. De activiteiten van belanghebbende hebben primair ten doel om de belangen van haar leden en betalende gastleden te behartigen, hetgeen belanghebbende doet door het aanbieden en organiseren van activiteiten die voornamelijk zien op ontspanning en vermaak. Dat de activiteiten mogelijk een gunstig maatschappelijk neveneffect hebben en met de activiteiten indirect enig algemeen belang wordt gediend, doet daar niet aan af (vgl. HR 12 mei 2006, ECLI:NL:HR:2006:AT8202, en HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:695). Voorts stelt de inspecteur dat, indien sprake is van activiteiten die zijn gericht op ontspanning en vermaak, de aanvullende eis geldt dat de doelgroep van de instelling moet zijn afgebakend tot een kwetsbare groep. De Inspecteur stelt dat de doelgroep van belanghebbende niet is afgebakend tot een kwetsbare groep, zodat de werkzaamheden van belanghebbende zich niet (nagenoeg) uitsluitend richten op de belangen van kwetsbare personen in de samenleving (vgl. Hof Amsterdam, 29 augustus 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2716). De door belanghebbende verrichte activiteiten worden immers verricht ten behoeve van alle senioren in [plaats 1] vanaf 50 jaar.
4.6.
Niet in geschil is dat de feitelijk uitgevoerde activiteiten van belanghebbende in overeenstemming zijn met haar statutaire doelstelling, namelijk het behartigen van de belangen van ouderen in het algemeen en die van haar leden in het bijzonder, in de meest ruime zin van het woord (zie 2.3). Wat door het hof dient te worden beoordeeld, is of belanghebbende zich met haar werkzaamheden richt op het dienen van voldoende concreet bepaalde doelen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tot het algemeen nut kunnen worden gerekend. Immers, als aan deze eis niet wordt voldaan, kan niet worden vastgesteld of, en zo ja, in welke mate de werkzaamheden van die instelling erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen (vgl. HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:695, r.o. 2.3.4).
4.6.
Voor de afbakening van het in de jurisprudentie uitgewerkte begrip “algemeen nut” is onder meer het Minerva-arrest van belang (HR 12 oktober 1960, ECLI:NL:HR:1960:AY1355). In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat naar spraakgebruik en maatschappelijke opvattingen onder ‘het algemeen nut beogende instellingen’ zijn te verstaan:
“(…) lichamen wier doelstelling een werkzaamheid betreft, welke op zichzelf rechtstreeks het algemeen belang raakt - zoals bijvoorbeeld bejaardenzorg en genezing of verpleging van zieken - en niet lichamen die ten doel hebben een werkzaamheid welke op zichzelf slechts dienstbaar is aan een particulier belang - zoals de ontspanning of het gezellig verkeer, waaraan een bepaalde kring personen behoefte heeft, - ook al moge van de voorziening in dit belang zijdelings een gunstige werking ten algemenen nutte uitgaan”.
4.7.
Belanghebbende stelt dat zij het doel “welzijn” nastreeft. Uit de parlementaire geschiedenis bij de totstandkoming van artikel 5b, lid 3, AWR volgt dat de categorie “welzijn”– voor zover van belang – het volgende inhoudt:
“- Welzijn. Welzijn is een begrip waaronder een aantal zaken worden samengevat. Welzijn wordt in het woordenboek omschreven als de toestand waarbij men in materieel en geestelijk opzicht voorspoedig, gelukkig is. Instellingen die actief zijn in het bevorderen van het welzijn van eenieder, kunnen kwalificeren. Eenieder moet hier worden opgevat als een ruime kring, die openstaat voor iedereen en niet beperkt is tot een kleine groep, qua omvang of qua locatie. Onder welzijn vallen met name de doelen die vroeger onder charitatief werden gerangschikt, zoals armoedebestrijding, voedselbanken e.d. De instellingen moeten volgens hun doelstelling en met de door hen aangeboden diensten rechtstreeks het welzijn van anderen beogen, het is niet voldoende wanneer er slechts een bijkomend effect op het welzijn van anderen optreedt.”
(
Kamerstukken II,2011-2012, 33 006, nr. 3, p. 24-25)
Uit de parlementaire geschiedenis kan worden afgeleid dat de categorie “welzijn” een ruime werking heeft.
4.8.
Voorts is van belang dat, volgens de in 4.7 vermelde parlementaire geschiedenis en vaste jurisprudentie, de term “algemeen belang” staat tegenover “particulier”. Dit onderscheid brengt tot uitdrukking dat de doelstelling en de werkzaamheden van de instelling niet slechts gericht mogen zijn op het particuliere belang van een bepaalde persoon of groep personen (vgl. HR 12 mei 2006, ECLI:NL:HR:2006:AT8202, BNB 2006/267). Het voorgaande betekent volgens het hof overigens niet dat het behartigen van een algemeen belang uitsluit dat een particulier belang wordt behartigd. Het nastreven van een algemeen belang zal vrijwel steeds met zich brengen dat tevens het particuliere belang van één of meer individuen wordt behartigd. Het hof is voorts van oordeel dat in het geval een ANBI zich richt op een bepaalde groep van personen, dit niet aan de ANBI-status in de weg hoeft te staan, zodat nog steeds sprake kan zijn van het uitsluitend of nagenoeg uitsluitend beogen en dienen van het algemeen belang. Echter, naar het oordeel van het hof wordt het algemeen belang niet (meer) gediend indien het belangen betreft van een besloten groep, de doelgroep bestaat uit leden van een instelling indien die de rechtsvorm van een vereniging heeft, dan wel uit oprichters of (bestuurs)leden van de instelling of (rechts)personen die anderszins gelieerd zijn met de instelling (HR 22 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9055).
4.9.
De wetgever veronderstelt, zo volgt uit de parlementaire geschiedenis, dat verenigingen zijn gericht op het particuliere belang van de leden (
Kamerstukken I,2009-2010, nr. 31 930, nr. F, p. 2), aangezien zij juist vanwege de belangenbehartiging van de leden zijn opgericht. Het voorgaande betekent echter niet dat een vereniging, vanwege het ledenbelang, nooit als een ANBI kan worden aangemerkt. Als voorbeeld kan de muziekvereniging worden genoemd die, door veelvuldig naar buiten te treden bij bijvoorbeeld regionale en landelijke evenementen, zich richt op een publiek buiten de eigen ledenkring of leefgemeenschap (
Kamerstukken I,2009-2010, nr. 31 930, nr. F, p. 3).
4.10.1.
Blijkens de in 2.8 genoemde werkzaamheden, organiseert belanghebbende een breed scala aan activiteiten. Naar het oordeel van het hof is het gros van deze activiteiten gericht op ontspanning en vermaak van haar leden (en soms ook niet-leden). Hoewel ook activiteiten worden georganiseerd die zijn gericht op het bieden van ondersteuning aan ouderen, zoals de collectieve en individuele belangenbehartiging, heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat zij met haar activiteiten uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt. De meeste activiteiten zijn echter activiteiten die dienstbaar zijn aan de ontspanning van en het gezellige verkeer tussen ouderen, namelijk (lichte) sportbeoefening, spel en sociale bijeenkomsten, zoals diverse vieringen, excursies, maaltijden en koffiemomenten. Het hof twijfelt er niet aan dat de activiteiten kunnen bijdragen aan de sociale cohesie en de zelfredzaamheid van ouderen, maar dat betreft een gunstig maatschappelijk neveneffect. Naar het oordeel van het hof dienen de activiteiten zelf, in hun totaliteit bezien, niet rechtstreeks en (nagenoeg) uitsluitend het algemeen belang.
4.10.2.
Daarnaast is van belang dat belanghebbende een vereniging is, hetgeen naar haar aard in beginsel impliceert dat de door belanghebbende georganiseerde activiteiten zijn gericht op het behartigen van de belangen van haar eigen leden. Zoals in 4.9 toegelicht, kunnen verenigingen in bepaalde gevallen wel in aanmerking komen voor de ANBI-status, namelijk wanneer de doelstelling en de feitelijke activiteiten niet primair zijn gericht op de particuliere belangen van haar leden, maar externe werking hebben (bijvoorbeeld verenigingen die een cultureel doel nastreven, zoals bij een muziekvereniging). Belanghebbende heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat haar activiteiten een dergelijke externe werking hebben. Hoewel de activiteiten van belanghebbende zijdelings het algemeen belang kunnen dienen, staat toch steeds het particuliere belang van de leden aan wie het merendeel van deze activiteiten exclusief wordt aangeboden, centraal. Dat de lidmaatschapsbijdrage symbolisch van aard is, doet niet af aan het feit dat belanghebbende een ledenkring heeft en de activiteiten primair zijn gericht op hun particuliere belang. Ook de activiteiten die ondersteunend van aard zijn, zijn niet primair gericht op, of strekken niet primair ten gunste van, anderen dan de leden aan wie de activiteiten worden aangeboden (vgl. HR 10 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1852).
4.11.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat belanghebbende niet voldoet aan de kwalitatieve toets. Om die reden behoeft de vraag of belanghebbende voldoet aan de kwantitatieve toets (zie 4.2) geen behandeling.
Gelijkheidsbeginsel
4.12.
Belanghebbende stelt dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel (vgl. HR 6 juni 1979, ECLI:NL:HR:1979:AM4573). Belanghebbende heeft daartoe een lijst overgelegd met circa 40 instellingen die de ANBI-status hebben en die, volgens belanghebbende, een met die van belanghebbende vergelijkbare doelstelling hebben en vergelijkbare activiteiten verrichten. De meeste van deze instellingen zijn stichtingen. Twee instellingen zijn verenigingen.
4.13.
Voor toepassing van het gelijkheidsbeginsel moet sprake zijn van feitelijk en rechtens gelijke of vergelijkbare gevallen (vgl. HR 13 oktober 1982, ECLI:NL:HR:1982:AW9073, en HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:AX9097).
4.14.
Het hof is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij feitelijk en rechtens vergelijkbaar is met de in de lijst opgenomen stichtingen. Ten eerste is er een formeel verschil tussen stichtingen, die geen leden hebben en dus geen activiteiten verrichten aan een besloten groep die uit leden bestaat, en verenigingen zoals belanghebbende, die wel leden hebben en hun activiteiten primair richten op deze leden. Dat de doelstelling en feitelijke activiteiten van sommige stichtingen wellicht vergelijkbaar zijn, neemt niet weg dat de wijze waarop belanghebbende deze activiteiten verricht, namelijk primair aan de eigen leden, in de weg kan staan aan de ANBI-status. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de feitelijke vergelijkbaarheid niets aangevoerd, behalve een summiere beschrijving van de activiteiten van de stichtingen. Mede gelet op het overwogene in 4.10.2 is het hof derhalve van oordeel dat belanghebbende niet in haar bewijslast is geslaagd.
4.15.1.
Eén van de verenigingen die in de lijst staan, is Vereniging [Vereniging] . De inspecteur heeft toegelicht dat de soort activiteiten die deze vereniging organiseert, beperkter is dan die van belanghebbende. De activiteiten van deze vereniging bestaan namelijk (alleen) uit het bieden door de leden van hulp bij het invullen van belastingaangiften en de aanvraag van huur- en zorgtoeslag. De hulp staat in beginsel open voor alle ouderen in [plaats 3] met uitsluitend een AOW-inkomen, geen of een laag aanvullend pensioen en geen of een laag vermogen. Gelet op de aard van deze activiteiten in combinatie met dat voornoemde activiteiten de enige activiteiten van Vereniging [Vereniging] zijn, is het hof van oordeel dat de situatie van deze vereniging feitelijk en rechtens niet vergelijkbaar is met die van belanghebbende.
4.15.2.
De tweede vereniging die op de lijst staat is [vereniging 1] . De inspecteur heeft ter zitting toegelicht dat de instelling een koepelorganisatie betreft, waarvan de activiteiten bestaan uit het in overleg treden met zorgaanbieders en overheidsinstanties, met als doel het behartigen van de algemene belangen van de in [plaats 4] en [plaats 5] woonachtige ouderen. De activiteiten zijn niet gericht op haar leden. Naar het oordeel van het hof is een koepelorganisatie een andere soort instelling dan belanghebbende en zijn de activiteiten niet gericht op haar eigen ledenkring, zodat ook deze vereniging in zoverre feitelijk en rechtens niet vergelijkbaar is met belanghebbende.
4.15.3.
Gelet op het voorgaande, oordeelt het hof dat belanghebbende feitelijk en rechtens niet vergelijkbaar is met de in de lijst genoemde instellingen, waardoor het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt.
Tussenconclusie
4.16.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Ten aanzien van de proceskosten en het griffierecht
4.17.
Het hof acht geen termen aanwezig de inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende in hoger beroep gemaakte proceskosten dan wel teruggave van het betaalde griffierecht te gelasten.

5.Beslissing

Het hof:
- verklaart het hoger beroep ongegrond; en
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door Chr.Th.P.M. Zandhuis, A. van Dongen en E.P.A. Brakeboer, in tegenwoordigheid van de griffier X. Evers.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025 en een afschrift van de uitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst. Aan de partij die niet digitaal procedeert, is een afschrift op die datum aangetekend per post verzonden.
De griffier, de voorzitter,
X. Evers Chr.Th.P.M. Zandhuis
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.