ECLI:NL:HR:1996:AA1852

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30715
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • W. Wildeboer
  • J. Urlings
  • A. Zuurmond
  • H. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de aftrekbaarheid van giften aan een vereniging in het belastingrecht

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 22 september 1994, betreffende de hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1991. De belanghebbende, die het secretariaat van de Vereniging A voert, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 85.484,--. De Inspecteur handhaafde de aanslag, waarna het Hof deze uitspraak bevestigde.

In cassatie heeft de belanghebbende betoogd dat de door hem opgevoerde bedragen aan contributie en niet gedeclareerde secretariaatskosten als aftrekbare giften moeten worden aangemerkt. Het Hof had echter geoordeeld dat de Vereniging niet kan worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling, zoals bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Dit oordeel was gebaseerd op de statutaire doelstelling van de Vereniging, die niet primair gericht is op een algemeen belang, maar op particuliere belangen.

De Hoge Raad heeft de oordelen van het Hof bevestigd en geoordeeld dat de bedragen door de Inspecteur terecht niet zijn aangemerkt als giften aan een instelling als bedoeld in de Wet. De klachten van de belanghebbende faalden, en de Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad is op 10 januari 1996 gedaan, waarbij de vice-president Stoffer als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Wildeboer, Urlings, Zuurmond en Fleers, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 22 september 1994 betreffende de hem voor het jaar 1991 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 85.484,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende voert het secretariaat van de Vereniging A (hierna: de Vereniging). In zijn aangifte heeft belanghebbende onder meer een bedrag van ƒ 50,-- aan contributie voor de Vereniging en een bedrag van ƒ 2.755,-- aan niet door hem bij de Vereniging gedeclareerde secretariaatskosten opgevoerd als aftrekbare giften. 3.2. Voor het Hof was primair in geschil of de Vereniging moet worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling zoals bedoeld in artikel 47, lid 1, onderdeel a, onder 1°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet). 3.3. Met het in onderdeel 6.1 van de bestreden uitspraak gegeven oordeel heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat de statutaire doelstelling van de Vereniging niet primair is gericht op een algemeen belang, maar op particuliere belangen. In onderdeel 6.2 van de bestreden uitspraak heeft het Hof voorts tot uitdrukking gebracht dat van feitelijke werkzaamheden van de Vereniging welke niet in overwegende mate in dienst staan van particuliere belangenbehartiging, maar primair een algemeen belang dienen, niet is gebleken. Deze oordelen geven niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kunnen voor het overige als van feitelijke aard en geen nadere motivering behoevende, in cassatie niet met vrucht worden bestreden. 3.5. Uitgaande van voormelde oordelen heeft het Hof met juistheid beslist dat de in 3.1 bedoelde bedragen door de Inspecteur terecht niet zijn aangemerkt als giften aan een instelling als bedoeld in artikel 47, lid 1, van de Wet. De klachten falen derhalve.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 10 januari 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Urlings, Zuurmond en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen, en op die datum in het openbaar uitgesproken.