ECLI:NL:GHSHE:2024:726

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
200.324.826_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak ontbinding en ontruiming met oproep bewindvoerder als formele procespartij

In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen Stichting Leystromen en een huurder, aangeduid als [geïntimeerde]. De huurder heeft sinds 1999 een woning gehuurd van Leystromen, maar heeft in de periode van mei tot en met augustus 2022 drie maanden huur niet betaald, wat heeft geleid tot een betalingsachterstand van € 1.956,-. Leystromen heeft daarop de kantonrechter ingeschakeld om de huurovereenkomst te ontbinden en de huurder te veroordelen tot ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft in een eerdere uitspraak de huurder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, maar de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming zijn afgewezen, onder andere vanwege de persoonlijke omstandigheden van de huurder, die onder bewind stond en te maken had met psychiatrische problemen.

Leystromen is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing en heeft drie bezwaren ingediend. Een belangrijk punt in het hoger beroep is de vraag of Leystromen de bewindvoerder van de huurder had moeten oproepen als formele procespartij, nu de huurder onder bewind is gesteld. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat in dergelijke gevallen de bewindvoerder moet worden betrokken in de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat de huurder op het moment van het indienen van het hoger beroep niet onder bewind stond, maar dat de bewindvoerder later is benoemd. Het hof heeft Leystromen de gelegenheid gegeven om de bewindvoerder op te roepen voor de mondelinge behandeling, waarbij ook aandacht zal zijn voor de huurachterstand en de persoonlijke omstandigheden van de huurder.

De mondelinge behandeling is bedoeld om Leystromen in staat te stellen de bewindvoerder op te roepen en om te proberen tot een minnelijke regeling te komen. Het hof heeft verder bepaald dat partijen hun verhinderdata moeten opgeven en dat de benodigde stukken tijdig moeten worden overgelegd. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.324.826/01
arrest van 5 maart 2024
in de zaak van
Stichting Leystromen,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
bij de kantonrechter: eiseres,
hierna aan te duiden als: Leystromen,
advocaat: mr. P.E.A.M. Gerritse te Tilburg,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
bij de kantonrechter: gedaagde,
hierna aan te duiden als: [geïntimeerde],
advocaat: mr. T. Möller.

1.De procedure bij de kantonrechter (zaak-/rolnummer 10059767 CV EXPL 22-3146)

Het hof wijst voor de procedure bij de kantonrechter naar de vonnissen van 7 september 2022 en 7 december 2022 die de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, heeft gewezen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 28 februari 2023
  • de memorie van grieven met productie,
  • de memorie van antwoord,
  • de akte uitlating ontvankelijkheidsverweer van Leystromen, met producties.
2.2.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de procedure bij de kantonrechter.

3.De beoordeling

Kern van de zaak

3.1.
[geïntimeerde] huurt sinds 1999 een woning in [woonplaats]. Leystromen is inmiddels de verhuurder. Op [datum] is [geïntimeerde] onder bewind gesteld. Dit bewind is op [datum] geëindigd. In de periode mei tot en met augustus 2022 heeft [geïntimeerde] drie maanden huur onbetaald gelaten. Er is een betalingsachterstand van € 1.956,- ontstaan. Leystromen heeft sommaties aan [geïntimeerde] gestuurd om tot betaling van de achterstallige huur over te gaan. [geïntimeerde] heeft aan die sommaties geen gehoor gegeven.
De procedure bij de kantonrechter3.2. Leystromen is vervolgens een procedure bij de kantonrechter gestart. Leystromen heeft gevorderd dat de huurovereenkomst met [geïntimeerde] wordt ontbonden en dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld om de woning te ontruimen. Daarnaast heeft Leystromen gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de achterstallige huur van € 1.956,-, vermeerderd met wettelijke rente en tot betaling van de huur tot aan de dag van de ontbinding. Ook heeft Leystromen buitengerechtelijke kosten en proceskosten gevorderd. Leystromen heeft aan haar vordering onder meer ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] de mogelijkheden om de huurachterstand in te lopen niet heeft aangegrepen. Daarnaast heeft Leystromen aangevoerd dat het niet de eerste keer is dat [geïntimeerde] betalingsachterstanden heeft laten ontstaan. [geïntimeerde] heeft meerdere keren in 2016, 2017, 2018 en 2019 de huur niet (tijdig) betaald.
3.3.
In het vonnis van 7 september 2022 heeft de kantonrechter [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Voor het overige heeft de kantonrechter de vordering van Leystromen afgewezen. De kantonrechter heeft overwogen dat er een tekortkoming is, maar dat die tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning niet rechtvaardigt. De kantonrechter achtte bij die afweging de omstandigheden van belang dat er geen vroegsignalering is geweest bij de gemeente [woonplaats], dat sprake was van betalingsonmacht en dat [geïntimeerde] vanwege psychiatrische en verslavingsproblematiek onder behandeling van het ACT-team van de GGZ staat.
De procedure in hoger beroep3.4. Leystromen is het niet eens met de uitspraak van de kantonrechter en komt daar tegen op onder aanvoering van drie bezwaren. Leystromen heeft aangevoerd dat de belangenafweging anders uit dient te vallen en de tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning rechtvaardigt. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd. Als meest verstrekkend verweer heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat Leystromen niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij onder bewind is gesteld en de bewindvoerder gedagvaard had moeten.
Oproepen bewindvoerder3.5. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 7 maart 2014 (HR 7 maart 2014 ECLI:NL:HR:2014:525) geoordeeld dat een verhuurder die ontbinding van de huurovereenkomst en of ontruiming van het gehuurde vordert, deze vordering aanhangig dient te maken tegen de bewindvoerder in het geval dat de huurder onder bewind is gesteld. De bewindvoerder vertegenwoordigt de rechthebbende in beginsel zowel in als buiten rechte (artikel 1:441 lid 1 BW). Weliswaar brengt het bewind niet mee dat de bewindvoerder partij wordt bij de huurovereenkomst, maar de daaruit voortvloeiende rechten van de rechthebbende zijn wel aan te merken als goederen als bedoeld in artikel 1:431 BW. De bewindvoerder treedt daarom ten behoeve van de rechthebbende op als formele procespartij in een procedure waar de verhuurder ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vordert. Wanneer de verhuurder in de loop van de procedure bekend wordt met het bewind, dan kan hij de bewindvoerder oproepen, desgewenst bij aangetekende brief, om in de procedure te verschijnen teneinde dit verder ten behoeve van de rechthebbende voeren. Wanneer de rechter in de loop van de procedure van het bewind op de hoogte raakt dient hij, zo nodig ambtshalve, in een tussenuitspraak de meest gerede partij in staat te stellen de bewindvoerder op te roepen om in de procedure te verschijnen.
3.6.
Op 19 juni 2023 is Best Bewindvoering B.V. benoemd tot bewindvoerder over (toekomstige) goederen van [geïntimeerde]. Dit betekent dat op het moment van het aanhangig maken van het hoger beroep door Leystromen met de dagvaarding van 28 februari 2023 [geïntimeerde] niet onder bewind stond. Leystromen heeft dus terecht [geïntimeerde] gedagvaard. Leystromen is daarom vooralsnog ontvankelijk. De vervolgvraag is of Leystromen de bewindvoerder na het bekend worden met het bewind alsnog in de procedure had moeten betrekken. Leystromen heeft aangegeven dat zij de bewindvoerder heeft gewezen op de procesrechtelijke gevolgen van het uitgesproken bewind onder verwijzing naar de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad, maar dat een reactie daarop van de bewindvoerder uitbleef. Pas na het indienen van de memorie van grieven heeft zij van de bewindvoerder vernomen, al bleek uit dat bericht niet of de bewindvoerder de procedure namens [geïntimeerde] wenste voort te zetten. Uit het voorgaande kan het hof niet afleiden dat de bewindvoerder is opgeroepen om in de procedure te verschijnen. Het hof zal Leystromen in de gelegenheid stellen om Best Bewindvoering B.V. als formele procespartij bij aangetekende brief of deurwaardersexploot op te roepen om te verschijnen op de hierna nog te bespreken mondelinge behandeling. Leystromen moet dit doen onder toezending van de processtukken van de procedure bij de kantonrechter en in hoger beroep, waaronder dit tussenarrest. Leystromen dient een afschrift van de oproeping aan het hof te verstrekken. Indien Leystromen de bewindvoerder niet oproept te verschijnen, kan een eventuele veroordeling ter zake van de huurverplichting tot de ontbinding, zoals gevorderd in de memorie van grieven onder III en in de proceskosten, zoals gevorderd onder IV, niet worden verhaald op de onder bewind gestelde goederen van [geïntimeerde] (ECLI:NL:GHAMS:2023:1490). Ontbinding en ontruiming, zoals gevorderd in de memorie van grieven onder I en II, dient tegen de bewindvoerder te worden ingesteld. Indien Leystromen de bewindvoerder niet oproept, zal Leystromen in die vorderingen niet kunnen worden ontvangen. Om in het geding te verschijnen volstaat een daartoe strekkende brief van de bewindvoerder aan Leystromen en de rolraadsheer van het hof.
Tekortkoming [geïntimeerde]3.7. Het hof stelt bij de verdere beoordeling voorop dat bij huurovereenkomsten, net als bij andere overeenkomsten, geldt dat in beginsel iedere tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, tenzij door de huurder wordt gesteld en zo nodig wordt bewezen, dat de bijzondere aard of geringe betekenis van de tekortkoming de gevorderde ontbinding haar gevolgen niet rechtvaardigt.
3.8.
Tussen partijen staat vast dat [geïntimeerde] een huurachterstand van drie maanden heeft laten ontstaan. Dit is een tekortkoming van [geïntimeerde] in de nakoming van haar verplichting die voortvloeit uit de huurovereenkomst. Als onbestreden staat vast dat dit niet de eerste maal is dat [geïntimeerde] een huurachterstand heeft laten ontstaan (vgl. hiervoor onder 3.2) en dat zij eerder, bij vonnis van de kantonrechter van 20 januari 2016, hoofdelijk is veroordeeld tot betaling van de huurachterstand. De kantonrechter heeft [geïntimeerde] nu wederom veroordeeld tot betaling van de ontstane huurachterstand, vermeerderd met wettelijke rente. Tegen dit oordeel heeft [geïntimeerde] geen bezwaren aangevoerd, zodat dit ook in hoger beroep vaststaat.
Mondelinge behandeling3.9. Het hof ziet in deze zaak aanleiding om een mondelinge behandeling te bepalen (artikel 87 jo 88 in samenhang met artikel 353 Rv). De mondelinge behandeling heeft tot doel om Leystromen in de gelegenheid te stellen de bewindvoerder op te roepen, informatie te verkrijgen en een schikking te beproeven. De bewindvoerder zal dan gelegenheid krijgen om zijn standpunt over de vordering van Leystromen kenbaar te maken. Het hof verlangt op de mondelinge behandeling in elk geval concrete informatie over de volgende punten:
  • Huurachterstand;
  • Persoonlijke omstandigheden van [geïntimeerde];
  • Vroegsignalering bij de gemeente [woonplaats];
  • Eventuele alternatieve woonruimte voor [geïntimeerde] indien de vordering tot ontbinding en ontruiming wordt toegewezen.
3.10.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

4.De uitspraak

Het hof:
beveelt partijen in persoon, Leystromen deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is om een schikking aan te gaan, vergezeld van hun advocaten, voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling te verschijnen op de mondelinge behandeling voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. R.A. van der Pol in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te ’s-Hertogenbosch;
bepaalt dat Leystromen op de rol van dinsdag 19 maart 2024 opgave doet van de verhinderdata van beide partijen en van de bewindvoerder voor de komende drie maanden, waarna het hof datum en tijdstip van de mondelinge behandeling zal vaststellen;
bepaalt dat partijen de bescheiden waarop zij een beroep zouden willen doen, zullen overleggen door deze uiterlijk twee weken vóór de mondelinge behandeling in kopie aan de griffie handel en aan de wederpartij te zenden;
bepaalt dat Leystromen de bewindvoerder bij aangetekende brief of deurwaardersexploot onder bijvoeging van dit arrest en onder toezending van de in rechtsoverweging 3.6 genoemde stukken oproept om op de mondelinge behandeling te verschijnen;
bepaalt dat Leystromen een afschrift van de oproeping aan het hof dient te verstrekken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. van der Pol, O.G.H. Milar en J.N. de Blécourt en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 maart 2024.
griffier rolraadsheer