Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
“[X]”is doorgeschrapt. Achter de naam
“[Y]”staat een handtekening. Achter “
Verkoper” staat handgeschreven
“ [geïntimeerde] ”,achter “
Bedrijfsnaam” “
[bedrijf 2] bv”, achter “
Bestuurder(s)” “
[geïntimeerde]” en achter “
Handtekening” staat een handtekening.
“Algemene Voorwaarden CS Factoring B.V.”voorzien van 2 parafen. Dit is pagina 11 van 12.
4.De eerste aanleg
5.Beoordeling
Uit de onder 2. weergegeven onderbewindstelling van [geïntimeerde] blijkt dat al zijn (toekomstige) goederen onder bewind zijn gesteld, waaruit volgt dat al zijn goederen waarop CS Factoring zich voor haar vorderingen mogelijk zou willen verhalen, onder het bewind vallen. In een geding met betrekking tot een onder bewind gesteld goed dient (uitsluitend) de bewindvoerder, en dus niet de rechthebbende, in rechte te worden betrokken. Als toch een eis wordt ingesteld tegen een persoon die onder bewind staat maar de eiser dit niet weet en ook niet hoeft te weten, kan een eventueel verkregen veroordelend vonnis door de eiser niettemin, omwille van de redelijke belangen van de eiser en het algemene belang van een vlot verlopend rechtsverkeer, worden verhaald op de onder bewind gestelde goederen (HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525, NJ 2015/69, rov. 3.3.3). In het geval de wederpartij in de loop van het geding echter alsnog bekend wordt met het bewind – en dat is hier het geval - kan hij de bewindvoerder oproepen, desgewenst bij aangetekende brief, om in het geding te verschijnen teneinde dit verder ten behoeve van de rechthebbende te voeren (rov 3.4.2).
primairten grondslag dat zij de factoringovereenkomst niet alleen met [bedrijf 2] maar ook met [geïntimeerde] heeft gesloten zodat beiden gelden als ‘Verkoper’ en beiden op grond van artikel 15 van de factoringovereenkomst hoofdelijk aansprakelijk zijn voor datgene waartoe de factoringovereenkomst de ‘Verkoper’ verplicht.
Dit artikel van de factoringovereenkomst kent verplichtingen voor zowel de Verkoper als voor de natuurlijke persoon die bevoegdelijk namens de Verkoper de factoringovereenkomst heeft ondertekend. Die verplichtingen kennen enige overlap, maar zijn niet identiek. Zo kent artikel 11 lid 2 van de factoringovereenkomst een verplichting voor de Verkoper om, als aan de daar genoemde voorwaarden is voldaan, de eerder aan CS Factoring verkochte vordering op eerste verzoek van CS Factoring weer terug te kopen voor de eveneens daar genoemde (terug)koopprijs; en zijn vervolgens zowel de Verkoper als degene die namens haar de factoringovereenkomst heeft ondertekend, jegens CS Factoring aansprakelijk voor de betaling van die (terug)koopprijs binnen 5 dagen. Als vervolgens aan die betalingsverplichting niet wordt voldaan, is de Verkoper (maar dus niet degene die namens haar de factoringovereenkomst heeft ondertekend) een boete van 10% verschuldigd, subsidiair een rente van 1,5% per maand (zie daarvoor artikel 11 lid 6), alsmede 15% aan buitengerechtelijke kosten (zie daarvoor artikel 11 lid 8).
“dat veel van de facturen van [bedrijf 2] die nog open staan in dispuut zijn, veelal omdat [geïntimeerde] aan het einde niet meer leverde”.Daaruit blijkt niet om welke vorderingen en bedragen het gaat.
€ 290.000 heeft vastgesteld. Deze (voorlopige) erkenning door de curator van die vordering biedt echter eveneens geen onderbouwing voor de onderhavige vordering van CS Factoring op [geïntimeerde] .
primairegrondslag voor de vordering niet kan slagen.
subsidiaireen
meer subsidiairegrondslag faalt dus.