Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
bij de kantonrechter: gedaagde partij,
[appellant],
bij de kantonrechter: eisende partij,
Installatiebedrijf [X],
1.De procedure bij de kantonrechter (zaaknummer 9598053 \ CV EXPL 21-7818)
2.De procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 23 februari 2023
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
De vaststaande feiten
en Installatiebedrijf [X] zijn contractspartijen
‘Coulance creditering pelletketel’. Hieruit blijkt niet dat Installatiebedrijf [X] de betaling namens [Y] , dus als vertegenwoordiger van [Y] , heeft verricht. [appellant] heeft ook geen andere omstandigheden gesteld waaruit dat zou blijken. Bovendien blijkt uit de e-mail van [appellant] van 29 december 2020 dat ook hij ervan uitging dat Installatiebedrijf [X] in eigen naam – dus als zijn wederpartij – optrad en afspraken heeft gemaakt. In deze e-mail aan [X] en [eigenaar 2] schrijft [appellant] namelijk dat volgens hem is afgesproken
‘dat wij het verschil in de prijs van de ketels met [X][
bestuurder van [X] ,Hof]
, rechtstreeks zouden verrekenen’.Ook schrijft hij:
‘Ik stel voor om € 200,= over te maken naar de rekening van [X] (graag je rekening nummer) (…)’.Gelet op het voorgaande heeft Installatiebedrijf [X] als contractspartij van [appellant] te gelden. De omstandigheid dat [Y] hoofdaannemer was, staat er niet aan in de weg dat [appellant] met de onderaannemer, die de pelletketel heeft geplaatst, rechtstreeks een overeenkomst kan sluiten ter afwikkeling van het geschil daarover.
‘(…)Er was met zekerheid besproken dat [X]
‘Deze ketel had enkele mankementen waardoor de familie [appellant] geen vertrouwen meer had in de geleverde ketel, In onderling overleg bij ons op kantoor heeft [X] toen voorgesteld de ketel te vervangen voor een andere.Gemaakte afspraak was toen dat [X] € 14520 (de kosten voor vervanging) zou overmaken naar [appellant] waarna [appellant] na plaatsing van de ketel door een derde partij €5000,- zou betalen aan [X] .(…) Ik ben er zeker van dat we deze afspraak destijds hebben gemaakt en deze moet ook nagekomen worden. [onderstreping toegevoegd door hof]’.In de e-mail van 29 december 2020 bericht [eigenaar 2] aan [appellant] : ‘
Wij hebben bij elkaar gezeten bij ons op kantoor om de zaak palletketel te bespreken. Waar Jij [persoon A] en [eigenaar 1] en ik bij elkaar hebben gezeten, en daar ook het volgende hebben afgesproken. [X] heeft op 1 december € 14.520,- incl btw betaald. En de afspraak was dat jij € 5.000 excl btw aan [X] zou terug betalen. Ik ga er ook zeker van uit dat je deze afspraak nakomt [appellant] .’
€ 11.000,- absurd hoog vond. Het bedrag van € 5.000,- is volgens [appellant] wel besproken, maar niet overeengekomen. [appellant] laat echter vervolgens na om uit te leggen hoe partijen volgens hem wel tot een financiële afwikkeling van het probleem rond de pelletketel zijn komen. [appellant] heeft verder aangegeven dat hij bereid was het verschil tussen de inkoopprijs van de pelletketels te voldoen en dat hij dit heeft gezegd, maar hij heeft niet duidelijk gemaakt hoe daarop door [X] , [eigenaar 1] en [eigenaar 2] tijdens dat gesprek is gereageerd. [appellant] geeft ook niet aan of en hoe dit heeft geresulteerd in een afspraak met Installatiebedrijf [X] . De enkele omstandigheid dat [eigenaar 2] niet direct op de e-mail van [appellant] reageerde dat de door [appellant] geschetste afspraak om het prijsverschil tussen de ketels te voldoen niet klopte, maakt het oordeel van het hof niet anders. De verklaring van de directeur van [bedrijf] kan [appellant] verweer ook niet ondersteunen, omdat de directeur slechts heeft verklaard over de nieuwe pelletketel en niet over de afspraken die zijn gemaakt ter afwikkeling van de kosten rond de oude pelletketel. Bovendien heeft Installatiebedrijf [X] aan het deel van haar afspraak wel uitvoering heeft gegeven met de betaling van € 14.520,-. [appellant] heeft nog aangevoerd dat [Y] belang heeft bij de uitkomst van deze procedure, maar dit valt – zonder nadere uitleg, die ontbreekt – niet in te zien. Aangezien het hof van oordeel is dat [appellant] de concreet onderbouwde stellingen van Installatiebedrijf [X] niet genoegzaam heeft weersproken, staan die stellingen vast.
4.4. De beslissing
(1 procespunt x appeltarief I)