AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Pseudo-eindheffing over excessieve vertrekvergoeding en loonbegrip in de Wet op de Loonbelasting 1964
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag loonheffingen die aan belanghebbende was opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslag was gerelateerd aan een pseudo-eindheffing over een excessieve vertrekvergoeding die aan een werknemer was verstrekt. Het hof heeft de vraag beantwoord of de vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen, zoals bedoeld in artikel 31, lid 1, onderdeel f, en artikel 31a, lid 2, van de Wet op de Loonbelasting 1964, tot het loon in de zin van artikel 32bb van deze wet behoren. Het hof heeft geoordeeld dat deze vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen niet tot het loonbegrip behoren voor de pseudo-eindheffing. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, die eerder de naheffingsaanslag had verminderd. De inspecteur had hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, maar het hof oordeelde dat de inspecteur niet in zijn gelijk kon worden gesteld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende.
Voetnoten
1.Artikel 31a, lid 2, onderdeel e, en lid 8, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB).
2.Kamerstukken II 2007/08, 31459, nr. 3, p. 24.
3.Kamerstukken II 2007/08, 31459, nr. 6, p. 10-11 en
4.Kamerstukken II 2009/10, 32130, nr. 3, p. 10.
5.Kamerstukken II 2007/08, 31459, nr. 3, p. 24
6.Artikel 31, lid 1, onderdeel f, Wet LB.
8.Bijvoorbeeld onderdeel 3.2.3 van het Besluit van 11 december 2008, nr. 2018-28514.
9.Artikel 32bd (oud) Wet LB.
10.Kamerstukken II 2011/12, 33287, nr. 3.
11.Artikel 8:109, lid 1, aanhef en onderdeel c, en lid 2, Awb.
12.1 punt voor het verweerschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, zie Besluit proceskosten bestuursrecht.