Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
1.5. Arbeidsongeschiktheid
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
in directe relatie tot ziekte of ongeval(
onderstreping hof)objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde voor ten minste 25 procent ongeschikt is tot het verrichten van de op het polisblad vermelde werkzaamheden, zoals dat voor deze beroepswerkzaamheden in de regel en redelijkerwijs kan worden verlangd. [6] Er is daarom een direct oorzakelijk verband tussen ziekte of ongeval van een verzekerde en de door de verzekeraar aan hem gedane uitkeringen. De uitkeringen vallen daarmee binnen de tekst van periodieke uitkeringen gedaan ‘ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval’. Daarbij maakt het naar het oordeel van het hof niet uit dat de uitkeringen worden gedaan omdat belanghebbende niet meer geschikt is om arbeid als vloerenlegger te kunnen verrichten en dat hij wellicht wel andere arbeid kan verrichten. Het hof heeft geen aanknopingspunten gevonden dat onderhavige wetsbepalingen slechts zien op situaties waarbij sprake is van arbeidsongeschiktheid in die zin dat een belastingplichtige in het geheel geen arbeid meer kan verrichten of slechts gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, maar dan wel voor alle arbeid. De verwijzing van belanghebbende naar de WAZ maakt het voorgaande niet anders. Tot 1 januari 2005 bevatte de Wet IB 2001 afzonderlijke bepalingen die bewerkstelligden dat premies voor de WAZ als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking konden worden genomen en uitkeringen op grond van de WAZ als belastbare periodieke uitkeringen werden aangemerkt. Deze bepalingen bestonden naast de destijds ook al bestaande bepalingen inzake periodieke uitkeringen ter zake van ‘invaliditeit, ziekte of ongeval’. Het hof acht de per 1 januari 2005 vervallen WAZ daarom niet relevant voor de beslechting van het geschil.
“Afgesproken met adviseur dat - ondanks dat mij niet bekend is wat voor soort uitkeringen en premie het betreft en dus ook niet hoe het zit met het al dan niet belast zijn van de uitkering en aftrekbaar zijn van de premies - ik akkoord ga met het verzoek.”Belanghebbende heeft niet gesteld noch aannemelijk gemaakt dat de gespreksnotitie niet representatief is voor het tussen zijn (voormalige) gemachtigde en de inspecteur gevoerde gesprek. Daarnaast was de gemachtigde en in het verlengde daarvan belanghebbende ervan op de hoogte dat de inspecteur niet over alle benodigde stukken beschikte om tot een gewogen oordeel van de fiscale gevolgen van de verzekeringspremie te komen (zie 2.8.). Pas in de bezwaarfase heeft belanghebbende het polisblad overgelegd. De polisvoorwaarden (clausulebladen) zijn in bezwaar niet door belanghebbende verstrekt. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat belanghebbende niet in redelijkheid mocht aannemen dat de inspecteur kennis heeft genomen van alle bijzonderheden die van belang zijn voor de fiscale beoordeling van de premies en uitkeringen. Dat de inspecteur geen nadere informatie zou hebben gevraagd, zoals belanghebbende heeft gesteld, acht het hof niet relevant voor dit oordeel. Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel faalt daarom. Het hof beantwoordt vraag 2 ontkennend.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).