7.2De schuldenaar is ten alle tijde bevoegd vervroegd af te lossen, mits de gehele som in haar geheel in één keer wordt afgelost. De schuldenaar zal afhankelijk van de nog resterende looptijd een boete verschuldigd zijn van de helft (afgerond naar beneden op hele getallen) van de nog openstaande rentetermijnen. (…)”.
4.1.6.[persoon B] is makelaar. Zij is tevens de levenspartner van [geïntimeerde] . Op 1 mei 2019 zijn [persoon B] en [de B.V. 2] een overeenkomst van geldlening aangegaan, waarbij [persoon B] [de B.V. 2] het bedrag van € 9.878,45 heeft geleend.
4.1.7.Gedurende de bouw is tussen [de B.V. 2] en [xxx] een conflict ontstaan, dat is beslecht door middel van een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO), getekend op 17 mei en 6 juni 2019. In de VSO staat onder andere:
“(…)
2. De aannemer heeft de verbouw gerealiseerd en de opdrachtgever is in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling van een aantal facturen. De aannemer oefent om deze reden sinds de oplevering haar retentierecht uit op het enige nog onverkochte koopappartement.
3. Partijen hebben daarnaast nog een discussie gevoerd omtrent meer- minderwerk, welke discussie thans is beslecht.
4. Na aftrek van de minderwerkfacturen resteert een openstaand bedrag aan hoofdsom van
€ 370.199,33 (…)
Hypotheek
7. Ter zekerheid tot betaling van de facturen zal op het appartementsrecht, omvattende de bevoegdheid tot het uitsluitend gebruik van de woning ‘ [naam 2] ”, gelegen op de tweede en derde verdieping van het gebouw De [de B.V. 2] , (…) alsmede de bijbehorende parkeerplaats (…), een hypotheek worden gevestigd. Het bedrag waartegen de hypotheek wordt verstrekt bedraagt
€ 380.516,21,vanaf 20 december 2018 nog te vermeerderen met 10% aan rente, te berekenen tot aan de dag der hypotheekstelling.
8. Vanaf de dag der hypotheekstelling is 7% rente verschuldigd over het verschuldigde bedrag (zijnde € 380.516,21 te vermeerderen met 10% rente tot aan de dag der hypotheekstelling) tot aan de dag der algehele voldoening.
9. Aannemer zal royement verlenen van de hypotheek tegen rechtstreekse betaling van de door opdrachtgever te realiseren koopsom.
10. Indien de koopsom meer dan € 50.000,-- lager is dan het hypotheekbedrag vermeerderd met de op dat moment verbeurde rente conform artikel 9, zal opdrachtgever een door de aannemer vooraf goed te keuren aanvullende zekerheid verstrekken, eerst waarna zij tot royement van de hypotheek zal overgaan. Partijen zullen alsdan zo spoedig mogelijk in overleg treden omtrent de wijze van en de inhoud van de aanvullende zekerheid.
11. Na verkoop van het onder punt 8 genoemde appartement is voor de vaststelling van de hypothecaire schuld de datum van levering bepalend, aangezien dat tevens de datum van betaling van de koopprijs is. Indien het appartement voor minder dan de hypothecaire schuld is verkocht, is het restantbedrag direct en volledig opeisbaar en dient binnen 30 dagen na levering te worden voldaan door de opdrachtgever.
Borg
12. Bij aparte overeenkomst zal [persoon C] in privé een borgstelling verstrekken voor het tekort op de schuld van opdrachtgever aan aannemer, zoals dat resteert na verkoop van het appartement. Deze borgstelling zal voor maximaal € 50.000,-- worden aangegaan. (…)
Retentierecht
15. Aannemer zal het retentierecht onmiddellijk beëindigen na het ondertekenen van deze vaststellingsovereenkomst, de borgstelling en het vestigen van de hypotheek. (…)”.
4.1.8.[persoon C] (hierna: [persoon C] ) heeft zich borg gesteld tot het bedrag van € 50.000,- indien een restschuld voor [de B.V. 2] zou resteren na verkoop van het appartement ‘ [naam 2] ’ (hierna: het appartement). [persoon C] is bedrijfskundig en financieel adviseur en tevens enig bestuurder en aandeelhouder van [de B.V. 1] .
4.1.9.Bij e-mail van 27 juni 2019 heeft [geïntimeerde] [persoon C] onder andere het volgende geschreven:
“Je had deze berekening nog tegoed van me.
Het openstaand bedrag per 20 december 2018 is € 380.516,21. Dit bedrag bestaat uit de bouwkosten van het laatste appartement alsmede het totaal aan nog openstaand meer- en minderwerk (veel meer meerwerk dus……).
De rente vanaf die datum tot op heden is 9% per jaar, dus tot op heden iets meer dan € 17.000,-, die teller gaat helaas heel hard.
Het totaal aan openstaande vordering per heden is dus ruim € 397.000,- en daar komt per maand ongeveer € 2.850,- bij.
Uit de verkoop van de kantoren verwacht ik zo’n € 100.000,- af te lossen en het overige uit de verkoop van het appartement. In de loop van juli of augustus zal ik een open huis houden bij het appartement in de hoop nu nieuwe kopers te vinden, de prijs zal ik dan ook flink laten zakken om de kans op verkoop te vergroten.
Mocht het nog erg lang duren of de verwachte opbrengsten van de verkopen heel veel lager zijn, dan zal het aanspraken van de borg mogelijk zijn. Ik verwacht zelf niet dat dat het geval zal zijn. (…)”.
4.1.10.Bij notariële akte van 9 oktober 2019 is een eerste recht van hypotheek gevestigd op het appartement en de bijbehorende parkeerplaats ten gunste van [xxx] . In de akte staat onder andere:
“(…) Hypotheekbedrag
De Hypotheekgever verklaarde dat het recht van eerste hypotheek is verleend tot:
a.
a) een bedrag van vier honderd elf duizend een en zestig euro en zes en zeventig eurocent
(€ 411.061,76);
b) renten, vergoedingen, boeten en kosten, welke samen worden begroot op vijf en dertig procent (35 %) van het hiervoor onder a vermelde bedrag, derhalve tot een bedrag van een honderd drie en veertig duizend acht honderd een en zeventig euro en een en zestig eurocent (€ 143.871,61),
derhalve tot een totaalbedrag van vijf honderd vier en vijftig duizend negen honderd drie en dertig euro en zeven en dertig eurocent (€ 554.933,37) (…)
OPEISBAARHEID
B. Het door de Hypotheekgever aan de Schuldeiser verschuldigde is terstond opeisbaar, alsmede:
a. bij niet-nakoming door de Hypotheekgever van enige verplichting uit deze overeenkomst of uit welke andere hoofde dan ook jegens de Schuldeiser, indien niet binnen acht (8) dagen na ingebrekestelling de betreffende verplichting alsnog is nagekomen, in dit geval van directe opeisbaarheid is de Hypotheekgever aan de Schuldeiser als boete drie (3) maanden extra rente verschuldigd, welke boete dan eveneens opeisbaar zal zijn;
b. bij overdracht en levering (economische levering daaronder begrepen) van (een gedeelte van) het registergoed;
c. bij brandschade of enige andere waardevermindering van het registergoed, ingeval van beslag op een zaak van de Hypotheekgever, bij overtreding van een van de bepalingen van de Woningwet, indien het registergoed van bestemming mocht worden veranderd, bij onteigening en in het algemeen bij het nemen van een overheidsmaatregel waarbij het registergoed direct of indirect is betrokken en/of waardoor de waarde kan verminderen;
d. bij overlijden van de Hypotheekgever, bij faillissement van de Hypotheekgever of aanvraag daartoe, bij surséance van betaling of aanvraag daartoe en in alle andere gevallen dat hij het vrije beheer over een of meer van zijn zaken verliest (…)”.
4.1.11.Bij e-mail van 11 december 2019 heeft [xxx] [de B.V. 2] onder andere geschreven:
“(…) Ik wil u er aan herinneren dat de hypotheekrente 7% bedraagt en iedere dag verder oploopt. Daarnaast wil ik u er aan herinneren dat partijen zijn overeengekomen dat de volledige schuld terstond opeisbaar is, ofwel: ieder moment. Wij zijn dus gerechtigd om op ieder moment de volledige schuld, inclusief rente, op te eisen. Wij gaan daar op dit moment nog niet toe over, want willen u een laatste kans geven om ons te voorzien van een overtuigend plan van aanpak met een overtuigende strategie over de voorgenomen verkoop en de inlossing van uw volledige schuld (die momenteel inclusief rente € 416.107,12 bedraagt). Dat plan van aanpak ontvangen wij graag deze maand nog.
Levert u geen plan van aanpak aan, of overtuigt het aangeleverde plan van aanpak ons niet, dan zullen wij begin 2020 over gaan tot opeising van de volledige schuld en indien u die dan niet binnen de dan te stellen redelijke termijn voldoet, gaan wij over tot uitwinning van ons hypotheekrecht. Omdat wij dan zeer waarschijnlijk ook genoodzaakt zijn de borg aan te spreken, ontvangt [persoon C] als cc-geadresseerde een kopie van dit bericht. (…)”.
4.1.12.Bij e-mail van 12 december 2019 reageert [de B.V. 2] als volgt richting [xxx] :
“Beste [persoon D] ,
Met toch wel enige verbazing heb ik je mail gezien. Tot op heden is er namelijk nooit een verzoek tot informatie geweest vanuit [xxx] over de verkoop van het appartement. Daar dit ook voor jullie van belang is wens ik hier alle openheid in te geven, echter als er nooit een vraag komt, zie ik ook geen directe aanleiding om jullie daar mee lastig te vallen. Nu doe je het voorkomen alsof ik hier niets over wil delen en jullie niet wil informeren, dit is mijns inziens dus niet juist.
Ik ben me terdege bewust van de openstaande vordering en de verplichting jegens [xxx] . Wij zijn wel degelijk bezig met de verkoop, maar hebben het appartement bewust een periode uit de actieve verkoop gehaald vanwege concurrerende appartementen. Nog voor de kerstperiode (waarschijnlijk nog dit weekend) zetten we het weer online en plannen we een openhuis/opendag half januari. (…)”.
4.1.13.Bij e-mail van 13 december 2019 stuurt [xxx] [de B.V. 2] het volgende bericht:
“Geachte [geïntimeerde] , beste [geïntimeerde] ,
Jouw interpretatie van onderstaand bericht is niet correct. Wij hebben geen kritiek, althans tot nu toe, op het uitblijven van informatie betreffende de verkoop van het appartement. Wij vinden het wel erg kwalijk dat er, zoals je zelf ook bevestigd, geen actieve verkoopactiviteiten plaatsvinden.
Graag zien wij per omgaande het plan van aanpak ter beoordeling tegemoet.”.
4.1.14.Bij e-mail van 30 december 2019 heeft [de B.V. 2] [xxx] onder andere het volgende gemaild:
“Beste [persoon D] ,
Vandaag is het appartement opnieuw online geplaatst. Komende twee weken wordt de badkamer en de toiletten afgewerkt en is de woning op de keuken na helemaal instapklaar.
In de loop van Januari, waarschijnlijk laatste week, zal ik dan een open huis organiseren. Mochten er eerder mensen willen kijken, zullen we die uiteraard ook rondleiden, maar ik verwacht de meeste kans op succes bij het open huis.
In de tussentijd heb ik een oplossing gezocht voor het verschil tussen de verkoopprijs en het open staande bedrag. Ook in relatie tot de borgstelling van [naam 1] . Hier verwacht ik in januari meer duidelijkheid over te krijgen en dan kan ik op basis van die financiering de schuld onder de waarde van het appartement krijgen en wil ik graag even in overleg over het laten vervallen van de borgstelling. Zodra ik definitief akkoord heb op deze financiering, zal ik contact met je opnemen om een en ander in een gesprek nader te bespreken.
In de tussentijd zal ik je in ieder geval twee-wekelijks op de hoogte houden per mail van de verkoopactiviteiten en de financiering. Mijn target is om alles in het eerste kwartaal van 2020 definitief met elkaar af te ronden.”.
4.1.15.Het kantorengedeelte is aan Brauma Beheer B.V. verkocht voor € 660.000,- en op 24 december 2019 aan haar overgedragen. Het grootste deel van het bedrag is aan de Rabobank betaald. Op 30 december 2019 heeft [de B.V. 2] voor het bedrijvengedeelte van de [de B.V. 2] een bedrag van € 218.435,18 ontvangen.
Van die opbrengst heeft zij op 2 januari 2020 onder andere € 76.312,50 betaald aan [de B.V. 1] ter afbetaling van de geldleenovereenkomst van 1 januari 2019, € 9.878,45 aan [persoon B] ter afbetaling van de geldleenovereenkomst van 1 mei 2019 en € 18.000,- aan [persoon A] ter afbetaling van de op 1 oktober 2018 aangegane geldleenovereenkomst.
4.1.16.Bij e-mail van 14 februari 2020 bericht [de B.V. 2] [xxx] , nadat [xxx] had verzocht om nadere informatie, als volgt:
“De kandidaat is nog niet afgevallen, is nog bezig met zijn financieringsmogelijkheden, maar het duurt me iets te lang, dus ik verwacht er niet veel meer van.
Voor 6 maart van 15.30 tot 17.30 houd ik een open huis en dat wordt de week ervoor in de krant en na komende weekend op internet aangekondigd.
De badkamer en de toiletten zijn inmiddels helemaal netjes afgewerkt, enkel het douchescherm moet nog geleverd en geplaatst worden. Ik ben er van overtuigd dat dit de verkoop zal helpen.
Voor wat betreft de aflossing heb ik nog geen antwoord helaas. Ik zou willen voorstellen om nu het openhuis een afspraak in te plannen bij jullie op kantoor om even samen te zitten bij te praten en afspraken te maken over het vervolg.”.
4.1.17.Daarop reageert [xxx] per e-mail op 14 februari 2020 aan [de B.V. 2] als volgt:
“Beste [geïntimeerde] ,
Het duurt ook ons allemaal te lang, veel te lang zelfs!
Het open huis zou volgens eerdere berichten half januari plaatsvinden. Inmiddels is dit doorgeschoven tot 6 maart.
Betreffende de financiering was jouw verwachting in januari meer te weten. Inmiddels is het medio februari en is er nog niets bekend.
Wij willen wel een afspraak maken maar de vraag is wat de agenda wordt. Wij zullen inbrengen dat wij per 1 april (geen aprilgrap) overgaan tot de maatregelen zoals reeds in onze e-mail van 13-12-2019 aangekondigd.”.
4.1.18.Bij brief van 27 augustus 2020 hebben de curatoren [de B.V. 2] onder andere geschreven:
“(…) Volgens de administratie van gefailleerde bestaat er een onbetaalde vordering op u van
€ 370.199,23 in hoofdsom (per 19 december 2018). (…)
Per heden bedraagt de vordering:
Hoofdsom: € 370.199,23
Rente 10% van 20 december 2018 tot 9 oktober 2019: € 29.818,79
Rente 7% van 9 oktober 2019 tot 25 augustus 2020: € 22.798,61
Totaal: € 422.816,63
(…) De curator komt graag op korte termijn met u tot afwikkeling van deze kwestie (lees: betaling van de vordering). Indien nodig (mede) door uitwinning van de verstrekte zekerheden, maar bij voorkeur zonder dat te hoeven doen. Ik houd u twee opties voor:
1) U betaalt de vordering uiterlijk één maand na heden ineens. (…)
2) U krijgt een laatste termijn tot uiterlijk 31 december 2020 om (zelf) over te gaan tot onderhandse verkoop en levering van de appartementsrechten, waarbij de verkoopopbrengst zal worden aangewend ter (gedeeltelijke) betaling van de vordering.
Er wordt dan wel aanspraak gemaakt op rente tot het moment van volledige betaling, maar niet op buitengerechtelijke incassokosten. Tevens betaalt u tot 31 december 2020 in ieder geval een bedrag van € 12.500,- per maand (dat is grofweg de maandelijkse rente, plus € 10.000,- ter gedeeltelijke aflossing). Het eventuele restant van de vordering zal uiterlijk 30 dagen na levering van de appartementsrechten worden betaald door u (en eventueel (gedeeltelijk) door de borg, [persoon C] ).
Ik verneem graag uiterlijk veertien dagen na heden van u of u kiest voor optie 1) of 2). (…)
Bij gebreke van een keuze van een optie, of bij het niet nakomen van de gekozen optie, wordt de (restant)vordering direct volledig opeisbaar en zal de curator direct overgaan tot uitwinning van de zekerheden (dus: executie van het recht van hypotheek en eventueel aanspreken van de borg). In dat geval zal tevens aanspraak worden gemaakt op de volledige rente en kosten (…)”.
4.1.19.Bij brief van 1 oktober 2020 heeft de advocaat van [de B.V. 2] de advocaat van de curatoren onder andere het volgende geschreven:
“Ik reageer op uw brief van 27 augustus jl. aan cliënte.
Cliënte, de besloten vennootschap De [de B.V. 2] , is opgericht ten behoeve van de ontwikkeling van het gelijknamige pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] en (vervolgens) de verhuur dan wel verkoop van de daarin gelegen appartementen.
Dit project is niet gelopen zoals het hoorde en daaraan is de gefailleerde partij [xxx] debet. (…)
Wel stip ik het volgende aan. [xxx] heeft de gemeenschappelijke ruimte van het appartementencomplex nimmer opgeleverd. In strijd daarmee is in artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst opgenomen dat partijen de data van opleveren met terugwerkende kracht hebben bepaald op 26 september en 28 november 2018. Cliënte stelt evenwel dat die fictieve opleverdata slechts betrekking hadden op de renteberekening en niets van doen hadden met een daadwerkelijke oplevering noch met een – in dat verband – risico-omslag voor gebreken.
[xxx] heeft aanwezige gebreken niet alle meer verholpen. Ik noem daarvan het verwijderen en opnieuw aanleggen van vlonders op een dakterras van circa 50 meter ( [xxx] was met dergelijke werkzaamheden vóór het faillissement wel bezig) en het verrichten van werkzaamheden aan het dak.
Cliënte heeft nog slechts een appartement en zij beschikt voor de rest niet over gelden of ander vermogen. Dat betekent dat de door u genoemde vordering dient te worden voldaan uit de opbrengst van de verkoop van dat appartement. Duidelijk is evenwel dat de opbrengst onvoldoende zal zijn om de vordering in hoofdsom van € 370.199,23 volledig te voldoen.
Indien het appartement op korte termijn zou moeten worden verkocht, lijkt een bedrag van € 250.000,- het hoogst haalbare, indien op langere termijn (eind dit jaar) wordt verkocht, is een resultaat van circa € 300.000,- tot € 320.000,- naar verwachting realiseerbaar. Het alsnog voltooien van voormelde opleveringsgebreken zal uiteraard een positieve invloed uitoefen[en] op de hoogte van de verkoopsom. Cliënte beschikt evenwel niet over gelden om een andere aannemer een en ander uit te laten voeren.
Het is de bedoeling van partijen geweest dat het verschuldigde bedrag eerst opeisbaar zou worden na verkoop van het appartement; zo begrijp ik ook de vaststellingsovereenkomst. Cliënte stelt daarom voor dat het appartement via een makelaar in de verkoop wordt gehouden, waarbij dan wel geldt dat de in dat verband te maken verkoopkosten (waaronder in dit geval de makelaarskosten) zullen worden voldaan uit de koopopbrengst. (…)”.
4.1.20.Bij brieven van 23 februari 2021, gericht aan de advocaat van [de B.V. 2] en [persoon B] en in cc gezonden aan de bestuurder van [de B.V. 1] , heeft de advocaat van de curatoren de vernietiging van de betalingen aan [persoon B] en [de B.V. 1] ingeroepen en daartoe onder andere het volgende geschreven:
“(…) Voor in ieder geval twee van de vorderingen die op 2 januari 2020 zijn betaald – van [de B.V. 1] en van [persoon B] , van in totaal € 86.190,95 – heeft zelfs te gelden dat die nog altijd niet opeisbaar zijn. Deze betalingen zijn (nog steeds) onverplichte rechtshandelingen en hebben tot benadeling van [xxx] als schuldeiser geleid voor een bedrag van € 86.190,95. Als deze rechtshandelingen niet waren verricht had uw cliënte deze bedragen namelijk aan [xxx] kunnen betalen/ had [xxx] zich op het bedrag van € 86.190,25 kunnen verhalen. Bovendien hebben deze betalingen (op anderhalve maand na) minder dan een jaar geleden plaatsgevonden én hebben de beide ontvangers van die bedragen wetenschap gehad van de vordering van [xxx] en dus van de benadeling zoals voornoemd. De bestuurder van [de B.V. 1] is immers [persoon C] – die als borg partij is bij de vaststellingsovereenkomst tussen [xxx] en uw cliënte – en [persoon B] is de partner van [geïntimeerde] .
Hierbij roep ik ex art. 3:45 BW namens de curatoren de pauliana in van de twee betalingen aan [de B.V. 1] en [persoon B] van in totaal € 86.190,95 en vernietig ik deze rechtshandelingen.
[de B.V. 1] en [persoon B] worden in een afzonderlijk bericht gesommeerd om de bedragen van in totaal € 86.190,95 rechtstreeks aan de curatoren te betalen. (…)”.
4.1.21.Op 15 april 2021 zijn het appartement en de bijbehorende parkeerplaats geleverd aan een koper voor het bedrag van € 310.000,-. Op 16 april 2021 ontvingen de curatoren de verkoopopbrengst (na aftrek van kosten) evenals de € 50.000,- van [persoon C] uit hoofde van de borgstelling, waarmee in totaal het bedrag van € 347.512,58 aan de curatoren is voldaan.
De procedure bij de rechtbank
4.2.1.In de onderhavige procedure vorderden de curatoren, samengevat, dat de rechtbank bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[de B.V. 2] veroordeelt tot betaling van het bedrag van € 112.027,98, vermeerderd met de contractuele rente van 7% over de (restant)hoofdsom van € 108.350,40 te rekenen vanaf 17 april 2021 tot aan de dag van volledige betaling en vermeerderd met de wettelijke rente over de incassokosten van € 3.677,58 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling;
[de Holding] en [geïntimeerde] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van het bedrag van (primair)
€ 95.408, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 januari 2021 tot aan de dag van volledige betaling, althans (subsidiair) tot betaling van het bedrag van € 87.827,86 te vermeerderen met de wettelijke rente over de (restant) hoofdsom van € 86.190,95 vanaf 17 april 2021 tot de dag van volledige betaling;
[persoon B] veroordeelt tot betaling van het bedrag van € 10.771,73, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 9.878,45 vanaf 17 april 2021 tot de dag van volledige betaling;
[de B.V. 1] veroordeelt tot betaling van het bedrag van € 78.038,80, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 76.312,50 vanaf 17 april 2021 tot de dag van volledige betaling;
met bepaling:
1. dat het door [de Holding] , [geïntimeerde] , [de B.V. 1] en [persoon B] cumulatief te betalen bedrag in hoofdsom niet hoger is dan het onder B toegewezen (door [de Holding] en/of [geïntimeerde] te betalen) bedrag in hoofdsom minus het (eventueel) door [de B.V. 2] betaalde bedrag in hoofdsom en;
2. dat hetgeen [de Holding] , [geïntimeerde] , [persoon B] en/of [de B.V. 1] betaalt in mindering strekt op het onder A toegewezen (door [de B.V. 2] te betalen) bedrag;
met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen en de wettelijke rente daarover.
4.2.2.De rechtbank heeft de vordering onder A toegewezen en [de B.V. 2] veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 112.027,98 aan de curatoren, vermeerderd met de contractuele rente van 7% over de (restant)hoofdsom van € 108.350,40 te rekenen vanaf 17 april 2021 tot aan de dag van volledige betaling en vermeerderd met de wettelijke rente over de incassokosten van € 3.677,58 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling. Daarnaast heeft de rechtbank [de B.V. 2] veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) van de curatoren, vermeerderd met de wettelijke rente.
De vorderingen onder B, C en D heeft de rechtbank afgewezen. De curatoren zijn veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) van [geïntimeerden] , [persoon B] en [de B.V. 1] , vermeerderd met de wettelijke rente.
De procedure in hoger beroep