3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben op 1 december 2020 een (notarieel vastgelegde) samenlevingsovereenkomst gesloten. In deze samenlevingsovereenkomst is, voor zover in hoger beroep van belang, het volgende bepaald:
‘
VERKLARINGEN VOORAF
[...]
De partners willen vanwege hun financiële zelfstandigheid hun inkomen en vermogen niet met elkaar delen; ook niet als er inkomen of vermogen is dat aan een van de partners toebehoort terwijl dat inkomen of vermogen (ook) resultaat is van hun gemeenschappelijke inspanningen.
[...]
Ze gaan vandaag samenwonen en voeren vanaf vandaag een gemeenschappelijke huishouding. Zij regelen met ingang van vandaag hun vermogensrechtelijke verhouding als volgt.
[...]
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
[...]
2. Vaststellingsregels/vermoeden van toebehoren voor de helft
Mede ter voorkoming van toekomstige onzekerheid of geschil met betrekking tot de hierna vermelde goederen geldt het volgende:
a. De partners worden geacht voor gelijke delen eigenaar te zijn van de inboedel, die nu of in de toekomst in de door de partners gezamenlijk bewoonde woning aanwezig is, tenzij tegenbewijs geleverd wordt. Dit geldt niet voor roerende zaken die partners op grond van erfrecht of gift van derden hebben gekregen.
Voor zover zaken niet al gemeenschappelijk eigendom zijn, leveren en aanvaarden de partners hierbij over en weer aan elkaar de onverdeelde helft in die zaken. De zaken worden geleverd en aanvaard in de staat waarin die op dit moment verkeren.
[…]
d. In alle overige gevallen waarin niet bewezen kan worden dat een zaak van een van de partners is, of als er een geschil over het eigendom van de zaak is, geldt dat deze zaak dan wordt geacht aan beide partners toe te behoren, ieder voor de helft.
3. En/of-rekening
Als de partners een bankrekening op naam van beiden hebben, is ieder van hen voor de onverdeelde helft tot het saldo op deze rekening gerechtigd.
[...]
Voor zover van een gemeenschappelijke bankrekening bedragen zijn opgenomen voor uitgaven die voor rekening van een van de partners behoren te komen, is die partner verplicht dit bedrag zo spoedig mogelijk over te maken op de gemeenschappelijke rekening. Zolang het bedrag nog niet is overgemaakt, heeft de andere partner een vordering ter grootte van de helft van het opgenomen bedrag. Op deze vordering is het bepaalde in hoofdstuk 2 onder ‘Vergoedingen’ van overeenkomstige toepassing.
4. Verstrekken van informatie
Ieder van de partners is verplicht de ander informatie te geven over zijn inkomens- en vermogenspositie.
HOOFDSTUK 2. TIJDENS HET SAMENWONEN
2. Kosten van de huishouding
[…]
c. Invulling begrip ‘kosten van de huishouding’
[…]
- de kosten van gezamenlijk(e) vervoer(middelen);
[…]
3. Vergoedingen
De partners moeten elkaar dat vergoeden wat wordt onttrokken aan het vermogen van een partner ten behoeve van de ander. Als de vergoeding niet schriftelijk wordt vastgelegd moet deze binnen twee jaar na de onttrekking worden betaald.
De vergoeding is gelijk aan het nominale bedrag dat aan het vermogen is onttrokken.
Dit geldt niet voor vergoedingen die zijn ontstaan omdat er vermogen van de ene partner is onttrokken ten behoeve van de woning die geheel toebehoort aan de andere partner. In dat geval wordt de vergoeding berekend als bedoeld in artikel 1:87 lid 2 Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat de vergoeding groter of kleiner kan zijn dan het nominale bedrag dat aan het vermogen is onttrokken.
[…]
5. Gemeenschappelijke woning
Ten aanzien van een woning waarvan beide partners eigenaar zijn, geldt het volgende;
Alle investeringen, kosten en lasten met betrekking tot de gemeenschappelijke woning, die niet onder de kosten van de huishouding vallen (zoals de hoofdsom van een hypothecaire lening, de aflossing daarvan, de premies voor het spaargedeelte van de levensverzekering en de inleg op de bankspaarrekening eigen woning en de beleggingsrechten eigen woning) komen voor rekening van beide partners naar evenredigheid van hun inkomen. Zij delen echter naar evenredigheid van hun aandeel in de waardevermeerdering of waardevermindering van die woning.
Als de partners niet naar evenredigheid van hun inkomen in de gemeenschappelijke woning bijdragen, ontstaat voor degene die meer bijdraagt dan waartoe hij op grond van zijn inkomen verplicht is, een vordering op de andere partner gelijk aan dit meerdere. Dit geldt ook als partners niet naar evenredigheid van hun aandeel aan de aanschaf van die woning hebben bijgedragen.
De woning aan [adres] , [postcode] [woonplaats] behoort aan beide partners toe, ieder voor de onverdeelde helft. Door de heer [appellant] is een bedrag van vijf en vijftig duizend euro (€ 55.000,00) bijgedragen aan deze woning. Mevrouw [geïntimeerde] heeft een bedrag van twintigduizend euro (€ 20.000,00) bijgedragen. Op grond hiervan heeft de heer [appellant] een vordering van zeventienduizend vijf honderd euro (€ 17.500,00) op mevrouw [geïntimeerde] .
[...]
De vordering hiervoor onder b vermeld is opeisbaar bij:
[...]
het einde van het samenwonen;
Gezien de aard van de rechtsverhouding tussen de partners is de vordering renteloos gedurende het samenwonen en zolang de vordering niet opeisbaar is, tenzij de partners schriftelijke een rente overeenkomen. Vanaf het opeisbaar worden van een vordering draagt de vordering een rente gelijk aan het percentage als bedoeld in artikel 21 lid 14 Successiewet.
[...]
HOOFDSTUK 3. EINDE SAMENWONEN
1. Ontbinding van het samenlevingscontract
Dit contract is ontbonden:
[...]
c. als uit feitelijke omstandigheden blijkt dat het samenwonen is beëindigd;
[...]
2. Bij ontbinding van het contract door ‘scheiding’
Als het contract tussen de partners is ontbonden op grond van dat wat hiervoor onder a tot en met d is vermeld geldt het volgende.
a. Er wordt tussen de partners niet afgerekend alsof al hun vermogen gemeenschappelijk zou zijn geweest. Voor zover het in dit contract overeengekomene daartoe aanleiding geeft, kan afrekening wel plaatsvinden:
- in het kader van de kosten van de huishouding;
- vanwege het hiervoor niet betrekking lot ‘Vergoedingen’ bepaalde;
- vanwege het hiervoor met betrekking tot de woning bepaalde.
b. Ieder van de partners heeft het recht nog gedurende drie maanden te wonen in de door hen samen bewoonde woning.
Als beide partners in deze periode in de woning blijven wonen, worden de kosten en lasten van de woning betaald als hiervoor in hoofdstuk 2 is bepaald.
[…]
e. De partners zijn verplicht eraan mee te werken dat aan iedere partner wordt toebedeeld en geleverd dat wat die partner heeft aangebracht, zonder verrekening van de waarde.
f. Alle gemeenschappelijke goederen worden door de partners gedeeld naar rato van de eigendoms-verhouding.
[...]
HOOFDSTUK 5. BESCHRIJVING AANGEBRACHTE GOEDEREN
De partners hebben geen beschrijving gemaakt van goederen die door hen worden aangebracht.’
b) Partijen zijn op 1 december 2020 gemeenschappelijk eigenaar geworden van een woning gelegen aan [adres] te [postcode] [woonplaats] (hierna: de woning). De koopsom van de woning bedroeg € 310.000,--.
c) De affectieve relatie van partijen is in november 2021 geëindigd. Na beëindiging van de affectieve relatie heeft [appellant] de woning op 18 december 2021 verlaten. [geïntimeerde] is in de woning blijven wonen.
d) De woning is verkocht aan derden. De levering vond plaats op 2 april 2024.
De procedure bij de rechtbank
3.2.1.In de deze procedure vordert [appellant] , samengevat en voor zover in hoger beroep van belang, dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat [appellant] recht heeft op terugbetaling door [geïntimeerde] van het bedrag van € 20.000,00 ter zake het door [appellant] aan [geïntimeerde] voorgeschoten aandeel in de koopsom van de woning en [geïntimeerde] ook te veroordelen om het bedrag van € 20.000,00 (twintigduizend euro) aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen bij gelegenheid van de overdracht van de woning aan een derde;
[geïntimeerde] veroordeelt tot afgifte aan [appellant] van de in de dagvaarding onder 5 opgesomde goederen met uitzondering van de motor, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat zij daar na betekening van het in deze te wijzen vonnis mee in gebreke blijft;
de verdeling bij helfte te gelasten van de gezamenlijke bankrekeningen;
[geïntimeerde] veroordeelt om het in de samenlevingsovereenkomst onder Hoofdstuk 2 sub 5d genoemde bedrag van € 17.500,00 aan [appellant] te betalen, te vermeerderen met de onder c genoemde rente gelijk aan het percentage als bedoeld in artikel 21 lid 14 Successiewet 1956 vanaf 18 december 2021 tot de dag der algehele voldoening;
voor recht verklaart dat de woonlasten met ingang van 18 december 2021 voor de helft voor rekening van elk van beide partijen komen;
[geïntimeerde] gelast volledige inzage te verschaffen in haar inkomsten als kapster en haar tijdens de samenleving opgebouwde vermogen door openlegging van al haar bankafschriften uit de periode 1 december 2020 tot en met 30 november 2021;
[geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van de gebruiksvergoedingen voor de woning, auto en inboedel alsmede tot betaling van de helft van de waardevermindering van de auto;
[geïntimeerde] veroordeelt in de proceskosten van [appellant] .
3.2.2.[geïntimeerde] heeft de vorderingen weersproken. Zij heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [appellant] in zijn vorderingen, dan wel afwijzing daarvan, en, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.2.3.De rechtbank heeft de wijze van verdeling gelast. In rov. 5.34. is een samenvatting van haar beslissingen gegeven. Die samenvatting luidt als volgt:
“Op grond van alle overwegingen en beslissingen van de rechtbank in dit vonnis komt de rechtbank tot de volgende afwikkeling van gemeenschap van partijen:
a. Met betrekking tot de woning van partijen wordt geoordeeld zoals hiervoor omschreven in rechtsoverweging 5.9;
b. [geïntimeerde] wordt veroordeeld om het bedrag van € 17.500,00 aan [appellant] te betalen, te vermeerderen met rente gelijk aan het percentage als bedoeld in artikel 21 lid 14 Successiewet 1956, vanaf 18 december 2021 tot de dag der algehele voldoening;
c. de verdeling van de roerende zaken wordt gelast overeenkomstig de door de rechtbank in rechtsoverweging 5.25 vastgestelde verdeling;
d. [geïntimeerde] wordt veroordeeld om het bedrag van € 4.825,00 aan [appellant] te betalen wegens overbedeling;
e. de verdeling bij helfte van de saldi van de gezamenlijke betaalrekening met nummer [nummer 1] en de gezamenlijke spaarrekening [nummer 2] wordt gelast tegen de datum van 18 december 2021;
f. voor recht wordt verklaard dat de woonlasten met ingang van 18 december 2021 voor de helft voor rekening van elk van beide partijen komen;”
De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
De procedure in hoger beroep